Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 2 mei 2025
Hij was ongetrouwd, vroolijk van aard, overal een welkom gast en een man met een echt jongenshart, waarmede ik bedoel, dat hij veel van jongens hield en hun dikwijls een genoegen deed. Deze heer Denappel nu was het, die Bob geroepen had. »Dag mijnheer!» riep Bob, toen hij hem zag. »Zoo, Wild Bobje, kom jij eens hieg!» Bob kwam.
En toen kwam ze op Bobje af, en Bobje ging op de vlucht, en hij zat zóó in den angst, dat hij niet eens den dikken boom zag, dien hij tegenkwam, en hij bonsde er zoo hard tegenop, dat hij een blauwen plek op zijn voorhoofd kreeg, en op den grond tuimelde, en toen kreeg hij van de vertoornde Mina zóóveel water over zijn baadje, dat het wel een zondvloed geleek.» »O zoo! dus je hebt alles gezien?
Dat de Heer Denappel onmogelijk de r kon uitspreken en er altijd eene g van maakte, hoorden wij al niet eens meer, zooveel hielden wij van hem. Hij brouwde anders wel buitengewoon erg. »Waag zijn je stelten, Bobje?» vroeg hij lachend, want hij mocht Bob graag lijden. »Die heeft de meid van dokter Doreman, mijnheer,» zei Bob. »Zoo? Waagom? Hè-hè-hè-hè! Moet Mina ook stelten leegen loopen?
Die grap was dus ons Bobje slecht bekomen. En zijne stelten was hij kwijt, want Mina nam ze op en bracht ze achter het huis in veiligheid. Ik zag uit mijn raam, hoe Bob overeind scharrelde en op een eerbiedigen afstand bleef wachten, of het de beleedigde Mina ook behagen mocht, hem zijne houten onderdanen terug te geven.
En was het er hem nu nog maar om te doen geweest, zich op de hoogte te stellen, hoe zoo'n perspompje toch eigenlijk werkt, dan was het niet erg geweest. Maar dat wist ik wel beter, want daar kende ik Bobje te goed voor.
Doch Bobje wandelde doodbedaard met groote stappen over den weg heen en weer, en hij zette het ernstigste gezicht van de wereld. Een oogenblik later kwam Mina den hoek van het huis om, met den stoffer in de hand. Ze was meer dan boos. Toen werd het hoog tijd voor Bob om het hazenpad te kiezen, wat hij dan ook deed.
Doch ik had het mis, want weldra bemerkte ik, dat er tusschen Bob en Jan eene worsteling ontstaan was, zoo hevig dat het orgel ervan dreunde. Natuurlijk hield ik dadelijk op om te zien, wat er aan de hand was, en nu zag ik Bobje bezig om Jan van de trappers te dringen, ten einde er zelf op te gaan staan.
»Ja, ik ga naar de kerk.» Dat ik dien morgen als organist moest optreden, verzweeg ik hem, want dan wist ik zeker, dat hij ook boven zou komen. Maar Bobje wist het al. Hij vervolgde: »Ik kom ook, Dorus. De meester is er immers niet?» Ik had veel lust om te zeggen, dat de meester er wèl zou zijn, maar van liegen en veinzen had ik een onoverwinnelijken afkeer, dus zeide ik het niet.
Maar Bob was boos, omdat ik hem niet medenam naar het kerkorgel. »En als ik nu eens niet wegging?» vroeg hij plagend. »Dan schuif ik het raam dicht!» zei ik beslist. »Doe dat dan maar, want ik blijf!» klonk het antwoord. Maar nauwelijks had Bobje dat gezegd, of ik zag hem schichtig omkijken en plotseling het hazenpad kiezen. Jongen, jongen, wat liep hij!
»Laat dat maar aan mij over. Ga nu, Dorus!» Ik ging, en volgde natuurlijk denzelfden weg, die ons Bobje zoo noodlottig geworden was. Zoodra ik de sloot achter dokters tuin bereikt had, liet ik het afgesproken teeken hooren, wat dadelijk van twee kanten beantwoord werd, namelijk van de zijde der voordeur, waar Karel gereed stond aan te bellen, en door Bob uit het schuurtje.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek