Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 22 oktober 2025
»O, Bob, zeg maag, dat je haag wel eens een pleizieg zal doen, doog bij voogbeeld de glazen eens te helpen wasschen, als ze dat doen moet, hè-hè-hè-hè? dan zal ze je misschien je kwaad wel veggeven, hè-hè-hè-hè!» Ha zoo! Mijnheer Denappel wist er dus alles al van! Zeker had hij eene visite bij den dokter gemaakt en daar het gebeurde vernomen. En nu moest hij natuurlijk Bob eens goed plagen.
»Dag Bob, tot Zategdag dus! Maak maag, dat je den pgijs wint, hoog!» Bob groette en vervolgde zijn weg, natuurlijk recht in zijne nopjes over het aanstaande feestje. »En mijne stelten zal ik wel terugkrijgen,» mompelde hij. »Ik mòèt ze terughebben, dat spreekt van zelf!» Toen ik 's middags gegeten had, ging ik dadelijk naar Bob en vernam van hem, wat de heer Denappel gezegd had.
»Als hij meêdoet, ga ik naar huis!» zei Tines, en smalend liet hij er op volgen: »Met zulk volk houd ik mij niet op. Ik denk, dat mijnheer Denappel er ook niet op gesteld zal zijn, dat hij aan den wedstrijd deelneemt.»
Aan het andere einde, waar de vlag een seinpaal vormde, stond een van zijne bedienden, die na elken rit de vlag zou doen zwenken naar den kant van den winner. Pieter van Koorde en Jan van der Vliet stonden gereed. »Een twee dgie!» riep mijnheer Denappel, en bij den derden tel ging het voorwaarts.
Wij huppelden bijna op onze stelten van pleizier, en zelfs Jan werd er vroolijk van. »Wat is mijnheer Denappel toch vriendelijk!» zei hij opgetogen. »'t Is een man, zooals er maar weinig zijn.» Dat waren wij volkomen met hem eens. Wij zagen hem in de verte al druk rondloopen, om alles in orde te brengen.
Hoe mijnheer Denappel ons onthaalde, Bob eene edelmoedige daad verrichtte en Tines Wobbe met een pijnlijk oorbelletje getooid werd. Den volgenden dag was het Zaterdag, de Zaterdag waarop wij onzen wedstrijd op stelten zouden houden bij den Heer Denappel. Wat stelden wij ons veel genot van dat feestje voor.
»Wat graag, mijnheer, wat graag!» klonk het rondom, en allen gingen wij mede naar den tuin, waar een paar tafeltjes en eenige banken voor ons gereed stonden. Ook was daar een groote glazen kom, waarin mijnheer Denappel de nummers deed, netjes opgerold en in een ringetje gestoken, opdat alles eerlijk in zijn werk zou gaan. Zoodra wij den appelwijn genoten hadden, begon de loting.
»Komt jongens, we gaan beginnen!» riep mijnheer Denappel, toen hij onze namen in volgorde opgeschreven had. »Wie twee gitten veglogen heeft, is dood, goed begepen?» »Best begrepen, mijnheer. Wij zijn klaar.» »Numego 1 en 2!» riep mijnheer Denappel, zich bij de vlag plaatsende aan het begin van de baan.
Hè-hè-hè-hè!» Mijnheer Denappel had een verbazend leelijk lachje over zich, want hij lachte altijd met eene è-klank, en bovendien sprak hij sterk door zijn neus. Geloof ook maar gerust, dat wij hem dikwijls uitgelachen zouden hebben, als hij niet zoo aardig jegens ons geweest was. Nu hielden wij veel te veel van hem, om zoo iets te doen.
Daar kreeg Bob er een terug, die ook niet mis was. 't Werd eene formeele vechtpartij. Gelukkig, dat juist op dit oogenblik mijnheer Denappel verscheen en de vechtenden scheidde. »Ho, ho, vgiendjes, wat is hieg te doen?» vroeg hij vriendelijk. »Mag ik eg jelui aan heginnegen, dat ik je niet uitgenoodigd heb, om hieg te komen vechten? Je bent abuis, vgiendjes, geheel abuis.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek