Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 22 juni 2025
Natuur bestemde ons hart tot Amor's leen En heeft het hem tot vaste woon gegeven; En sluimrend beidt hij daar, kort bij den een, Bij d'ander lang, den dag van 't nieuwe leven, Wen Schoonheid als een vrouw vol deugd verschijnt, En zoozeer 't oog bekoort dat 't in 't gemoed Een hoog verlangen tot haar wordt geboren,
Moeder, o moederlief, mag 'k dan weer spreken Met u, als ik gewend was? Mag 'k mijn oogen In uw zachte armen bergen, als uw blikken Ze moe van vreugde maakten? Mag 'k dan spelen Naast u, den langen middag, wen geen werk Te doen valt in de heldre stille lucht? Ik min u, teederst wezen, en voortaan Zal u te koestren mij niet éen misgunnen.
Want altijd in den kring van Amor's krijt, Is vrije wil dùs door zijn macht gebonden, Dat gansch vergeefs der Rede raad er strijdt; Steeds kan een nieuwe spoor de flank hem wonden: Wat lust hem ook op 't oogenblik berijdt, De nieuwe volgt hij wen h
'k Zou willen zijn wat ik eens wezen zal, De redder en de kracht van 't lijdend menschdom, Of in de oer-baaiert van 't heelal verzinken. Er is geen smart, geen heul die nu nog rest: Aard heeft geen troost, Hemel geen foltring meer. Hebt gij vergeten een die bij u waakt In kouden duistren nacht, en nimmer slaapt, Dan wen de schaduw van uw geest haar aanroert?
En gij zijt ver, Asia, die wen mijn wezen Overliep, als een gouden beker waart Voor heldren wijn, anders in dorstig stof Vervloeid. Alles is stil. Helaas! hoe zwaar Weegt deze rustge morgen op mijn hart! 'k Zou kunnen slapen met mijn leed, ofschoon Ik droomen zou, waar' slaap mij niet ontzeid.
De twaalfde ridderplaats, die naast den Koning, rechts, is verlaten: gevoegelijk ware hij ingenomen door Lancelot, maar Lancelot der koninginne amijs wandelt met gouden-draad-blonde Guenever, in minziek jolijt, de vergieren door der bloesemende appelaren; telkens, harentare, verschijnen zij en verdwijnen tusschen de bloesem sneeuwende twijgen, achter den rooden rugge des Konings en wel zichtbaar door de Romaansche bogen, wen de zittende ridders schuinoogen naar het lievende paar.
Mijn Heer, ik hoop, Mijn wijn is naar uw smaak. De druif van Napels Is vurig als zijn bergen. Ons Toscane Kweekt een onschuldger sap. GUIDO: Mij mondt het goed, Brave Simone, en 'k wil met uw verlof Op schoone Bianca drinken wen haar lippen Eerst langs den kelk als roode rozeblâren Glijdend den dronk verzoeten. Proef, Bianca. O al de honing saam van Hybla's bijen Waar' bitter bij dees teug!
En genaderd de ridders, groette hij hen hoofsch met zijn speer en met Gods eere, die hij hun toe riep. De voorste, een reus, riep terug den groet en voegde er aan toe: Waarheen richt gij u, jeugdige knape, aan deze grenzen veler koninkrijken, wen ik u vragen darf? Zoo alleenlijk en jong van jaren te dolen door deze foreesten, dunkt mij moed boven uwe jaren?
Of wen een ster, van velen een, Die stijgt en drijft in steilen nacht, De eenige kloof vond waardoorheen Nog dalen kan der stralen pracht, Voordat zij vliedt voorbij, voorbij: De heemlen, nimmer rusten zij, Sprenkelt zij droppend gouden schijnen Als nooit vereenende regenlijnen: En 't heilig duister is in 't rond; Omlaag is de bemoste grond.
Wie schiep 't gevoel, dat bij het ongemeenst Bezoek van Lentewind, of bij de stem Van een beminde alleen in jeugd gehoord, Tranen 't verflauwende oog ontwellen doet, Die, vallend, van 't niet rouwende gebloemt Den hellen blik verduistren, dat deze aard, De dicht-bevolkte, als eenzaam achterlaat, Wen het niet weerkeert? De barmhartge God.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek