United States or Anguilla ? Vote for the TOP Country of the Week !


Maar denk even na, en duik In de eeuwigheid, waar tijd dien ge u herinnert Zelfs al wat we ons verbeelden, eeuw op eeuw Een punt maar schijnt, en de weerstrevende Gedachte kwijnt, moe in de oneindge vlucht, Tot duizlend, blind, verloren, onbeschermd, Zij zinkt. Ze telde allicht de trage jaren Nog niet, die gij in foltring zonder uitstel Doorleven moet? Misschien kan geen gedachte Ze tellen.

Dat uw boosaardge geest omzweef' In duister wie 'k mijn liefde geef: 'k Wil dat gij mij en de mijnen slaat Met de uiterste pijniging van uw haat; Zoo wijd 'k aan foltring, door geen slaap verdoofd, Zoolang gij heerscht omhoog dit nimmer-zinkend hoofd. "Maar gij, die God en Heer zijt!

Vrouwe des Heils, wier glorie nooit kan enden, Moeder van Jezus zoet, wiens heilge dood, Ons te verlossen van der helle nood, Den doem van 's eersten vaders val mocht wenden; Zie hoe mij Amor's wreede knechten schenden Met schichten scherp, aanschouw mijn foltring groot; Moeder vol deernis, zachte bondgenoot, Schut mij voor de vervolging zijner benden!

'k Zou willen zijn wat ik eens wezen zal, De redder en de kracht van 't lijdend menschdom, Of in de oer-baaiert van 't heelal verzinken. Er is geen smart, geen heul die nu nog rest: Aard heeft geen troost, Hemel geen foltring meer. Hebt gij vergeten een die bij u waakt In kouden duistren nacht, en nimmer slaapt, Dan wen de schaduw van uw geest haar aanroert?

Drieduizend jaar van uren onbeschermd Door slaap, en oogenblikken steeds gekloofd Door felle pijnen, tot zij jaren schenen, Foltring en eenzaamheid, wanhoop en smaad, Die zijn mijn rijk: eindloos roemruchtiger Dan de gebieden, die gij overschouwt Van onbenijden troon, o Machtge God!

Andere gezichten, Te schandlijk om te noemen en te leven, Dreven voorbij. Laat ons niet ergre vrees Verzoeken door te zien: voldoende smart Is dat gekreun. Zie een symbool: dat zij Die voor den mensch diep onrecht lijden, hoon En keetnen, enkel duizendvoudge foltring Wentelen op zichzelf en ook op hem.

'k Voelde uw foltring, zoon, met zoo Gemengde vreugd als pijn en deugd kan geven. Nu, om uw toestand te verheldren, vraag ik Die fijne en schoone geesten op te stijgen, Wier woonstede in de donkere gewelven Der menschgepeinzen is en die, als vooglen Den wind bezeilen, thuis in dier gedachten Wereld-omcirkelenden ether zijn.

En gij! Er is Een grot waaruit mijn ziel zich opwaarts zuchtte In foltring, wijl uw pijn mijn hart verdwaasde. Zij die haar aêmden werden ook verdwaasd, En bouwden daar een tempel, en zij spraken Orakeltaal, en lokten de misleide Volken in 't rond tot wederkeergen krijg, En trouweloosheid, gelijk Jupiter U heeft betoond.