United States or Burundi ? Vote for the TOP Country of the Week !


Ik groette dadlijk haar in liefde ontstoken En vroeg of 'k haar zou vergezellen mogen. En teeder sprak zij, de oogen half geloken: Heel, héél alleen kwam zij door 't bosch getogen, En: "hoort ge er ooit het lokken van de vooglen, D

De oceaan die kookt en ziedt, Spreidt z'n schuim in wild gebruis, Gillend of met snelheid vliedt Vooglen vlucht naar veilig thuis. Tegnér, Frithiof-sage.

Mijn Tybalt, mijn Tybalt, och, wek mij nog niet, Terwijl mij de slaap zoete droombeelden biedt; Want wat wij genieten al wakende, is bij Die toovergestalten van luttel waardij. Laat zingen de vooglen als d' ochtend zich meldt, Laat klinken den horen der jagers in 't veld, Veel lieflijker tonen verblijden mij nu, Maar denk niet, mijn Tybalt, ik droomde van u!

Aard, van een zaalge ziel de kalme staat, Van godlijkste gedaante' en zangen vol, Verzamelend in 't wentlen, schoone bol, De liefde die plaveit uw hemelstraat! Ik hoor: ik ben een dauwdrup die vergaat. Maan, die verbaasd de nachtlijke Aard bestaart, Gelijk hij u, terwijl gij beiden zijt Voor menschen, dieren, vooglen die gij baart, Rust, kalmte, harmonie en lieflijkheid!

De aarde zoo aandoenlijk ligt; vergezichtloos en heimlijk zich vertoonend; uit de drassige dooi en de oude waden der lucht losgewikkeld, gelijk een pop die het spinsel ten halve verliet, te vroeg; want de wolken onbetrouwbaar zijn in hun gedaanteloosheid. Sintelige vooglen klapwieken over. Ontlating er is.

Als de vooglen in den wind, Als de visschen in den vliet, Als wat 's menschen ziel verzint Vloeit door 's levens licht gebied, Leegren wij daar vlot en vrij: Als de wolken onweerhouden reizen wij Door die sferen die geen grens verkleint: Daaruit dragen wij de profeetsij, Die in u begint en eindt! Meer komen, een voor een: de lucht in 't rond Ziet schittrend als de lucht rondom een ster.

'k Voelde uw foltring, zoon, met zoo Gemengde vreugd als pijn en deugd kan geven. Nu, om uw toestand te verheldren, vraag ik Die fijne en schoone geesten op te stijgen, Wier woonstede in de donkere gewelven Der menschgepeinzen is en die, als vooglen Den wind bezeilen, thuis in dier gedachten Wereld-omcirkelenden ether zijn.

Hoor, uit het bewoonde, uit de boomtoppen, het gedak der laatste omsjilpte huizing overbeurend, gaan ze, naar de van sintelige vooglen omstommelde kruinen, de lange halen van de regenfluiters, naar den bosch-zoom over. En gansch een vlucht wegzwermde van den akker, streek licht-streepig wiekend in de lage takken-raggen neêr, tot vele keeltjes er blozen.