Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 30 juni 2025
Zoo schreedt gij onbezorgd de steilte omlaag, Gansch aarzelloos en zonder steun noch tasten. Zoo schrijdt uw ziel met hare zware lasten Stil door den schemer tot de laatste Vraag. Gij scheent m'een Wonder, oude, blinde Vriend, Als die het vuur doorwaadden zonder vreezen, Naar wij het in de Heilge Boeken lezen; Gij waart m'een Teeken: ík was blind, gíj ziend!
Hij maakte gedichten naar Heine, Hollandsche en Duitsche, en naar Héléne Swarth en naar Kloos en van Eeden. "De Uren": "Hoe gaan de uren zoo zwaar met loggen tred". "Die Kreuzfahrer": "Dort unten lag die heilge Stadt in ihrer Glorie". Dat was zij. Maar de poorten waren dicht. En hij vroeg zich af waarom hij verder leefde. En hij werd opstandig tegen God.
Vrouwe des Heils, wier glorie nooit kan enden, Moeder van Jezus zoet, wiens heilge dood, Ons te verlossen van der helle nood, Den doem van 's eersten vaders val mocht wenden; Zie hoe mij Amor's wreede knechten schenden Met schichten scherp, aanschouw mijn foltring groot; Moeder vol deernis, zachte bondgenoot, Schut mij voor de vervolging zijner benden!
De enkele woorden die zij te spreken had: O, goede pelgrim, smaad uw hand niet langer. Welpassend eerbetoon bewijst ge aldus; Een heilge gunt zijn hand den beêvaartganger. Een hand in hand is vrome pelgrimskus; de korte dialoog die volgde, werd zeer gekunsteld gezegd. De stem zelve was als muziek, maar de toon was valsch. De kleur ervan was slecht. Die nam al het leven uit de poëzie weg.
Ik min het schuim der zee, kristallen blaasjes, Waarin het zonnehart zijn wezen spiegelt; Het is als 't bleeke wichte, zwakjes als een waasje, Maar dat op zonlichtwiek omhoog wiegelt. Ik min het schuim der zee, millioene atomen, Droppeltjes, gerijgd tot witte beek! Dat zijn aaneengebonden ziels-atomen Van heilge kindren uit Mysteries bleek. W. van Weide.
'k Ontsluit in gindschen stillen hoek Des avonds 't zwaar gekoperd boek, Waarin zoo menig heilge daad Van vrome martelaren staat; En dreigt mijn lamplicht uit te gaan, 'k Hef, voor ik slaap een lofzang aan. . . . . . . . . . . . . . . . Wie legt ook voor mijn kleed en staf Niet gaarne 's wereld glorie af, En geeft niet ver mijn stille kluis De voorkeur, boven 't aardsch gedruisch? Warton.
Daar, knielend naast een heilge nis, aanschouwt Hij biddende onschuld, en in zeegnend dalen, Laat hij zijn blikken in heur blikken pralen, En zendt der ziele vreê, die hem vertrouwt.
O, onzer vadren God! wanneer zal eens 't gesmook Van onz' altaren, als een liefelijken rook, Ten hemel stijgen op? werwaarts, en in wat landen Zal u den wierook van ons heilige offeranden Bevallen? och! gedenkt aan 't teeken des verbonds, Bezegeld met het woord uws Goddelijken monds, Dat gij den scepter nog zult paarlen in ons handen, Die overheeren zal den trots van u vijanden; Bevestigt uw beloft, onttrekt ons niet zoo licht De heilge stralen van uw hemelsch aangezicht: Of zijn wij dus gestraft om onze zwaar misdaden, Wascht ons weer in de borne en vloed uwer genaden!
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek