United States or Bangladesh ? Vote for the TOP Country of the Week !


Zij had ook gelezen van Lancelot en dat hij een trouw ridder steeds der koninginne Guenever gebleven was meer reeds dan tien lange jaren, en Ysabele hoopte, dat, als Koning Clarioen haar gemaal werd, Gode van Hemelrijk, Sint Marië's Kind, haar ook wel zulk een lieven, dapperen hoofschen, trouwen ridder zoû jonnen. Zij was vol vertrouwen op toekomst.

Lancelot, die is de amijs van de "fonteyne aller schoonhede", koninginne Guenever, bij wie ik alleenlijk maar een onnoozel en schamel maagdelijn ben; Lancelot, dien ik bewonder als een wigant van den Rijke van Logres, alleen vergelijkbaar met u, Gawein! Maar Ysabele, gij bewonderdet mij ook als een wigant van Logres' Rijk en Tafel-Ronde en toch zeidet gij mij, dat gij mij wel mindet!

En toen duwde Bohort Lancelot naar voren, maar Lancelot en de anderen duwden Bohort, die was zoo reuzig groot en die zoû het wel goed kunnen zeggen, terwijl Guenever zoo zoetjes verlegen zat op den troonzetel met ter zijde zich hare gasten, Assentijn en ook Ysabele.

En Guenever deed Ysabele zitten op de marmeren bank onder den Boom en de beide koninginnen zagen lachende op, terwijl hare edelvrouwen en pagiën ook kwamen zien en hooren.

De schrijver heeft dus een middenweg gekozen: hij emailleerde de gesprekken van Lancelot en de koninginne Guenever, van Gawein en de zoete Ysabele met Midden-Nederlandsche termen en tikjes; hij incrusteerde er zelfs zijn eigen beschrijvenden stijl mede en spreekt dus wel eens van een "foreest" in stede van een "woud" en van een "liebaert" in stede van een "leeuw". Hij hoopt, dat noch dialoog, noch beschrijvende stijl op deze manier, die een zekere "locale kleur" geeft, den beschaafden lezer moeilijkheid bare, en dat de eerst fronsende lezer om zoo veel Midden-Nederlandsch email spoedig de brauwen ontfronsen zal en wel heel gauw op de hoogte zal komen.

Zoo vraag het snel! riep Merlijn, rond cirkelend boven de hoofden der vrouwen, waarvan er wel eene enkele had meê willen gaan, al ware het alleen maar om den aanstaanden strijd van uit de wolken te aanschouwen. Keye! riep Guenever tot Keye, onder aan de wenteltrap. Heer Keye! Heer Keye! riepen de vrouwen. Keye riep vragende wat er was.

Zij droegen, de tien Ronde-Tafelridders even als Gawein, die, den Koning gelijk, verlangt naar Aventure en als Lancelot, die nooit naar iets anders dan naar Guenever verlangt mooie, sonore namen van Keltischen klank.

Amijs en amië zijn Lancelot en Guenever. Wij zullen amijs en amië zijn... O Ysabele, maar die oude schalk, Clarioen, die Koning, staat mij bitterlijk in den wege! Zij kuste hem en hij kuste haar, lang. En Gawein, ging Ysabele voort; wil ik ook tot ridder hebben en amijs. Gawein ook, Ysabele?!

Ziet!! wees Guenever plots naar het foreest, waar het zich tusschen de vallende bladeren verklaarde in opener verschieten en windenden weg. O ziet, daar naderen zij! Daar nadert mijn Lancelot!!

Ysabele wist het en had haar grootvader beloofd een lieve vrouw te worden voor Koning Clarioen, ook al had hij een grauwen baard en al was hij bijna als haar grootvader zoo oud. Zij had gelezen in de berijmde kronijken der clerken, dat Koning Artur, van het Land van Logres, ook oud was en de koninginne Guenever zeer jong steeds bleef.