Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 5 juli 2025


Ysabele droomde, dat zij wandelde met den jongen ridder, wien zij op het laatste tornooi hare losse, lange mouw had gereikt, opdat hij te harer eere zoude josteeren tegen de andere ridders en die hij aan den helm had bevestigd.... Dat zij wandelden, in zoet jolijt ende solaes van amoers, als de koninginne Guenever en Lancelot, van wie zij gelezen hadden, waren gewoon.... Over de wallen van het kasteel, door de vergieren, in de zalen; zelfs, dat zij samen waren in de kemenade, zaten in de vensterbank, tusschen de vazen met bloemkens, lazen in het zelfde boek: den Roman van Alexander, den Roman van de Helden van Troje, den Roman van Lancelot zelven, dien de clerken juist dichtten in deze dagen....

Op een paar uitzonderingen na behandelen zij gevallen van minne, van zinnelijken lust, van overspel; zij vertellen ons van overspelige mannen of vrouwen, die gefopt of gestraft worden, van minzieke vrouwen of meisjes, clerken of nonnen, een enkelen keer ook van mannen die in de kroeg zitten of boeven die een vroegeren kameraad bestelen.

Voor het andere raam waren de luiken half toe; er blauwde alleen een smalle reep nacht tusschen de kier en het tafeltje stond daar, met ter zijde het boekenschrijntje: daar rijden Levens van Heiligen en de door clerken van dien tijd opgestelde, tien jaren geledene Aventuren der Ridders van de Tafel-Ronde. En het zwart-bruine hondje lag te slapen, midden in het vertrek.

En de negen wiganten verzamelden om 's Konings bedde, waarbij een vinder, dien de veêler begeleidde, zong van vroegere jeesten die werden van alle ridders geboekt door de clerken en gepinghiert door schilders op de wanden der zalen en zoo tusschen de zijnen en vizioenen van Wonder en Aventure, verscheidde Koning Artur, die heerschte over het Land van Logres, in zijn burcht tot Camelot.

En Ysabele antwoordde: Mijn ridder, vol van deugden en hoveschhede, ik heb u ook zoo lief sedert het tornooi, toen gij mijn mouwe vast hechttedet aan uw helm en zoo mij Koning Clarioen van Noordhumberland tot zijne koninginne verkoren heeft, zult gij mij zijn wat Lancelot is der koninginne Guenever, zoo als ik gelezen heb in de boeken, die de clerken dichtten en waaruit de minnestreelen zingen en vertellen....

Ysabele stortte naar Gawein met een vreugdekreet en omhelsde hem. En toen boog zij eerbiedig voor Merlijn en riep juichend met hare vreugdestem: Groote Merlijn! Ik heb van u gelezen in de schoone jeesten, die de clerken sedert tien jaren boeken en nu zie ik u met mijn oogen! Gij zijt de goede toovenaar van hoogste lof! Gij verbranddet in tooverviere de Kar en zij versmeulde tot witte assch!

Ysabele wist het en had haar grootvader beloofd een lieve vrouw te worden voor Koning Clarioen, ook al had hij een grauwen baard en al was hij bijna als haar grootvader zoo oud. Zij had gelezen in de berijmde kronijken der clerken, dat Koning Artur, van het Land van Logres, ook oud was en de koninginne Guenever zeer jong steeds bleef.

Toen las Ysabele in de jeeste van Lancelot ook reeds door de clerken geboekt dat Lancelot, na drie wintermaanden gekerkerd te zijn geweest door een vijandelijken koning de traliën had verwrongen om eindelijk in Mei, in den kerkerhof, een prachtige roze te plukken, die hem denken deed aan zijn liefde, koninginne Guenever.... En Ysabele vroeg haar oom en ridder of hij ook, te harer hulde, zes kerkertraliën wilde verwringen, om een roze te plukken.... Zoo dat Gawein zich in een kerker op deed sluiten....

De Koning stommelde Guenever na, die reeds met Lancelot en de tien ridders vooruit was gesneld en Keye volgde den Koning, hinkende, na, de steile, smalle trappen van den toren op en de kapelaan met de clerken en de hellebaardiers en alle serianten, zij volgden allen eerbiedig den Koning, tot de Koning hen vóór wenkte te gaan en hij achter-aan met Keye de eene treê na de andere zich moeizaam opheesch.

Maar de ridders waren tusschen de rozen, die hoog stengelden en wijd bloeiden en zichtbaar welriekende stoofden, gereden tot op een voorplein; er stonden op voetstukken marmeren figuren in het rond, voorstellende de helden, die gestreden hadden voor en in Troye, waarvan de blinde Homeros gezongen heeft en de goden en godinnen, die hen beschermden en er stonden ook Aeneas en vrouw Dido, van wie een zekere Vergilius eens dichtte in de Latijnsche sprake de clerken en de trouvère's dichtten die dichters wel na, en zongen hen na op de lange schemeravonden in de kasteelen.

Woord Van De Dag

1195

Anderen Op Zoek