Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 22 juni 2025


Oud was zij nog niet maar hare krachten waren niet meer de zelfde! Tien jaren geleden deed zij ook dien zelfden sprong van dien muursteilen, rotsigen, hoogen oever; tien jaren geleden zwom zij de rivier op, tot aan den burcht van Koning Mirakele! Zoo trouw was zij, dat zelfs wen ik was afgestegen, zij nimmer afdwaalde maar marde tot ik haar weêr nam!

Helaas! wen eensbezielden voelen Hoe zalig ze in elkander zijn: Wen al het heil dat zy bedoelen, Het deelen is van vreugde en pijn: Wen 't hart niet langer voor zich-zelven, Maar voor zijn ander harte slaat; De zucht een afgrond schijnt te delven, Die zijns Geliefden borst ontgaat."

Wen zij het hoofd omkranst met geurend kruid, Verjaagt ze uit mijn gedachte elke andre Vrouwe; Zóó schoon vervlecht zij 't golvend blond en 't groen, Dat liefde zelf zich neerzet in hun schaduw; En waar zij zit, tusschen twee lage heuvlen, Mij vaster houdt dan kalk den metselsteen.

"Wen u mijn oog ontwaart, begint mij 't hart te jagen, En 't bloed stroomt, als gezweept, door de adren op en neêr; Mijn tong ligt zonder spraak, en om mijn leed te klagen, Vinde ik geen klanke meer.

Neen, 't is niet ten dage uwer bloeiende lent, Nu geen traan nog uw oogjens ontwijdt, Dat de gloed en de trouw eener ziel wordt gekend, Wie ge al dierbaarder wordt met den tijd. O, die waarlijk bemint, hij bemint onbepaald, En volhardt met ondoofbaren gloed, Als de zonnebloem ginds, die haar God, wen hij daalt, Even teêr als bij d' opgang begroet!

't Zijn Jupiters honden die hij met krijten En bloed verzaadt, zij bezweven de' orkaan, Wen zijn raadren op zwaavlige wolken gaan, En de grenzen der hemelen splijten. Of van de ijle doôn zij gezonden zijn, Zich te voeden met nieuwe pijn? De Titan ziet als steeds vast, niet hoovaardig. Ha! ik ruik leven! Laat mij in zijn oog maar zien!

Wen een bezwijmt van heil of smart En zinkt door 't windloos klimopgroen Stervend van zoete liefde op 't hart, Het toon-doortrilde, van zijn makker; Verheft een ander die daar wachtte, In bloesems heen en weer bewogen, Het kwijnende eind der laatste klachten Om in te vallen, plots ten hoogen De wieken van den weeken zang, Tot eigen lied uit nieuwen drang Van voelen rijst, en 't woud wordt stom; Men hoort alleen door donkre lucht Van vlerken 't ritselend gerucht, En evenals fluiten, wen rondom Een meer zich spreidt, bedwelmen 't brein Klanken zoo zoet dat vreugde zweemt naar pijn.

En hij wil juist de kamer uitgaan, om den knecht eens terecht te zetten, toen Frederik de deur inkomt en iets onder den arm draagt. "Waar blijft ge, schelm?" vraagt de molenaar. "Baas," zegt Frederik, terwijl hij zijn knipmes uit den zak haalt en dat onder de deurklink inklemt, "wen u zulke uitdrukkingen af, dat past niet voor u, en niet voor mij.

Ik ben geboren uit zonne-gloren En een zucht van de ziedende zee, Die omhoog is gestegen, op wieken van regen, Gezwollen van wanhoop en wee: Mijn gewaad is doorweven met parels, die beven, Als dauw aan de roos, die ontlook, Wen de dag-bruid zich baadt, en voor ’t schuchter gelaat Een waaier van vlammen ontplook.

Zij zien achter dat schemerig gebied, Als in een spiegel dat wat komen zal: O dat zij spreken om u troost te schenken! Zie zuster, waar zich zaamlen geestenscharen, Als wolkenkudden in der Lente klaren Hemel, verruklijk blauw! En zie! meer komen, Als bronnedampen 't dal uit opwaarts stoomen, Wen winden zwijgen, in verspreide lijnen. En hoor! is het de ruisching van de pijnen? Is 't van het meer?

Woord Van De Dag

zingenden

Anderen Op Zoek