Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 17 oktober 2025
Mijn arm klein roodborstje, dat zijn kopje uit zijn venstertje stak en mij aankeek! Ik heb er om geweend. Ik zou de kat hebben kunnen vermoorden. Maar nu weent niemand meer. Iedereen lacht, allen zijn gelukkig. Ge gaat met ons mede. Hoe tevreden zal grootvader zijn! Ge zult uw aardbeziënbed in den tuin hebben om het te beplanten, en wij zullen zien of uw vruchten even schoon als de mijne zijn.
Zij keek, half over het portier gebogen, door het open venstertje, als de trein in het station aankwam. Hij stond haar af te wachten; doch eerst herkende hij haar schier niet meer. Het was zoolang geleden dat zij elkaar gezien hadden. Hij nam haar vriendelijk bij beide handen, terwijl zij blozend en glimlachend van den spoorbaanwagen stapte, en kuste haar bewogen op beide hare wangen.
Des morgens vroeg zat Mevena nog steeds voor haar venstertje te wachten op Rogier, bij de mannen beneden noemde zij nimmer zijn naam. Tamalone wist wel waar zij altoos in stilte aan dacht, doch het maakte hem niet verdrietig, hij voelde in nederigheid, dat iedere dag al vreugde was en om wat komen zou haalde hij de schouders op.
De stuurman, die als hoofd van de bemanning der boot met "tambangan" wordt aangeroepen, staat of hurkt achterop: staat hij, dan kijkt hij over het dak van het gondelhuisje heen; gehurkt, houdt hij door een driekant venstertje in den achterwand den koers in het oog. Nooit, nergens laat hij de prauw aanstooten.
Werd ook zijne vlam niet onophoudelijk gevoed en aangewakkerd? Zag hij niet elken ochtend, vóór hij schoolwaarts ging, terwijl hij aan zijn venstertje over zijne vierkantsvergelijkingen zat te broeden zag hij de hemelsche niet door den tuin trippelen, om hare witte eendjes in den vijver mee te laten eten van hare boterham?
Tamalone bracht haar dien brief terwijl zij voor het venstertje zat en toen hij hem voorlas voelde zij een ongekende rust over zich komen, die duurde nadat de lezende stem weer zweeg. Sinds dien morgen was zij altoos vroeg opgestaan om de eerste menschen op de kade te zien komen en bij het prille daglicht weêr verheugd aan den geliefde te denken.
Een enkel verheven venstertje liet in haren engen kerker eenen flauwen lichtstraal nederdalen, en men moest zijne oogen aan den twijfelachtigen schemer, die er heerschte, gewend hebben, vooraleer er de voorwerpen duidelijk te kunnen onderscheiden.
Even schoklachte hij in zijn baard. Zoo peinzend, was hij geraakt op een groot plein, waar lange platte natiewagens, dicht nevens elkander gerijd, den langen dissel ten hooge, in de vuile nattigheid van den slijkbodem, te wachten stonden op 't werk van den volgenden dag ... Geerten stak het plein dwars over, ging dan de hooge koetspoort, zwart gapend in vuil okergelen trapgevel, binnen, poosde even voor een deur, waaruit een lichtstreep op den nattig-glinsterenden gangmuur viel, in beraad staande of hij nog een snapske pakken zou, stapte dan toch maar verder, te hongerig om langer te talmen ... Op de voorschoot-smalle binnenplaats, waar vele huizekens, smoezerig-zwart gesmookt, kouwelijk bijeenhurkt en arme, brokkelige, als oude wijvekens voor-overhangende trapgevelkens, schamel verlicht door een flakkerend olielampeken vóor een Ons-lievevrouwenbeeldje, stonden stootwagens, in elkander geschoven, de berries als hulpeloos biddende armen omhoog ... Geerten sakkerde toen hij op 't nauw-verlichte venstertje van zijn krot toe ging, want hij zag dat het grauwe waschgoed nog nat hing te flapperen, lijk dezen middag, aan den langen staak die het heele nauwe binnensteegje overspande.
Met een kreet bukte hij neder tusschen de pooten, hij wilde schreeuwen, maar sloot dadelijk zijn lippen weder. Bevend zorgvuldig nam hij haar lichaam in zijn arm, aan den andere leidde hij de dieren voort. De duisternis was loom en stil, slechts een venstertje, dat geopend werd, knerste.
»Goed,« antwoordde zij; »maar je moet mij eerst beloven, dat je mijne ouders zelf een mand vol goud zult brengen, terwijl ik het bruiloftsfeest bezorg.« Toen ging zij in haar kamertje, waar zij de zusters verstopt had, en zei: »nu is het oogenblik gekomen, dat ik je redden kan, de booswicht zal je zelf meêdragen: maar als je thuis zijt, laat dan dadelijk hulp voor mij komen.« Zij zette haar toen beide in een mand en overdekte ze met goud, dat er niets van haar te zien was en toen riep zij den heksenmeester en sprak: »draag nu de mand naar huis, maar pas op, dat je niet blijft staan om te rusten; ik zie door het venstertje.«
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek