Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 24 juli 2025
Het is mijne schuld niet en ik spreek er niet van. In mijn geweten en in mijn hart ligt mijne belooning." Hij had deze reden op zulken toon van oprechtheid gesproken, er was zooveel medelijden en treurnis in zijne stem, dat Dakerlia haar mistrouwen geheel voelde vergaan.
Gelukkig is de doodenhal zoo goed als geheel vrijgehouden geworden van kijklustig publiek. De enkelen, die er kwamen anders dan om er familieleden of bekenden onder de lijken te vinden, namen nu van die zaal der treurnis een weemoedige herinnering mede, die zij vol piëteit hun leven lang bewaren zullen.
Robrechts zuster meende tot haar te loopen en hare treurnis door eene onmiddellijke veropenbaring van het gelukkig nieuws te verdrijven; maar zij weerhield zich, naderde tot Dakerlia, nam haar de hand en zeide: "Nu, ween niet meer, vriendinne ..." "Ach, ik kan mijne smart niet bedwingen; ik zal zeker ziek worden, ik gevoel het wel!" riep jonkver Wulf. "Ik kom om u iets te zeggen, Dakerlia ..."
Dakerlia betoonde slechts eenige treurnis, omdat Robrecht in al deze bloedige gevechten kon gekwetst of gedood worden. Wat haar zelve betrof, bet was haar een geluk en eene bron van trotschheid met hem te mogen blijven. Moesten zij bezwijken, zij zouden te zamen opklimmen tot God, en zoo zou de dood zelf niet machtig genoeg zijn om te scheiden wat de liefde had vereenigd.
Hij zag haar alle dagen wenen, hij zag haar kwijnend versterven, en met de armen toegevouwen moest hij, als een radeloze, die treurnis aanzien. Voor een moedig ridder als hij, was die onmacht pijnlijk, en soms knarste hij met inwendige bitsigheid de tanden te samen maar wat kon dit helpen?
Maar ook bij Lize in de kamer hing de doffe treurnis.... Er was nog geen licht aangestoken, en de meisjes zaten en lagen zwijgend bij het open raam, starend op den kalen muur en het stukje violetten hemel er boven. "Ik dacht, dat ik veel te laat was; ik heb nog overal rondgeloopen," zei Go. "Ik weet niet, hoe laat 't is; ga ergens zitten." "In de vensterbank maar; God, wat is 't zoel vanavond."
Dakerlia slaakte eenen blijden kreet. "Ach, dank! dank!" zuchtte zij. "Zulke woorden alleen kunnen mijne smart verlichten." "Blijf bedaard, vriendinne", zeide Witta. "Neen, laat mij dien troost genieten. Ik meende alleen, gansch alleen te lijden, en hij, hij tevens bezwijkt onder het gewicht der treurnis!" "Maar, Dakerlia, gij verbaast mij!
Indien wij uwe Godelieve eene plaats van leermeesteresse te Gent konden bezorgen? Voor uwen zoon heb ik voordeelig werk. Vermits hij een gevoelig gemoed heeft, zal ik hem in den goeden weg terugbrengen. Daar, neem het geld, vrouw; gij hebt mij heden verlost van eene lange treurnis, van eene diepe smart, die mij sedert jaren aan het harte knaagt. Ja, vrouw, het is zoo.
Na een oogenblik stilte zeide hij, als sprake hij tot zich zelven: "Wel gebiedt de plicht mij nimmermeer aan haar nog te denken; maar ik ben toch mensch en heb geen steenen hart. Vreezen dat de trouwe vriendin onzer kindsheid van treurnis kan verkwijnen, en alle medelijden in onzen boezem moeten versmachten, het is iets dat mijne krachten te boven gaat.
Zijn hart bloedde en stortte nog eens zijne treurnis uit. Voor de laatste maal! Hij was man en zou zijnen plicht vervullen. Het beeld van Dakerlia zou hij uit zijn hart rukken, zijn vorig leven vergeten, en pogen gansch en oprecht de echtgenoote te beminnen die het lot hem had gegeven.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek