United States or Palestine ? Vote for the TOP Country of the Week !


Snepvangers rook een frissche hooilucht die den lauwen avond doorgeurde, Hoorde de kinderen joelen op de Ossenmarkt. Alles was zoo rustig en gewoon en hij begreep niks van de waarschuwing. 's Anderdaags hoorde hij de gazettenleurders verwoed op hun koperen trompetten toeteren en gillen. Wat is er toch aan gang, vroeg Snepvangers.

Jantje begon op zijn horen te toeteren, dat het wel vijf minuten ver te hooren was, maar Flipsen keek niet op of om. Jan zag dat tot zijn grooten schrik. Hij zag ook, dat Flipsen recht-uit, recht-aan verder liep, zonder ook maar een stap op zijde te gaan. "Zou hij me niet hooren?" dacht Jan, en hij toeterde zoo hard, dat zijn horen er van berstte, en in 't geheel geen geluid meer gaf.

Hierop antwoordde Neifile: Luister, Filostrato, gij hadt, terwijl gij ons wilde onderrichten, wijsheid kunnen opdoen, gelijk Masetto van Lamporecchio van de nonnen en zoo dikwijls hebben te spreken, dat uw beenderen zonder meester geleerd hadden te toeteren.

Kwart over twaalf was-ie in de achterkamer, stak de lamp an, kleedde zich uit. Nou lag-ie. Alléén. Maar je most d'r niet over denken. 't Gaf nou toch niks meer. Raar was 't bed met één kussen as je d'r niet an gewend was. Zoo. Nou de lamp uit. De lamp uit? Zou-ie de lamp uitblazen? Natuurlijk. Dat dee-ie altijd. Hij kon niet slapen mèt licht. Puf! Puf! Donker. Een, twee, drie, vier, vijf, zes, zeven, acht... negen... tien... ellef... twaallef... Nou zou-ie tot honderd doortellen. Dat hielp... Maar dan most je an niks anders denken... Dertien... veertien... vijftien... zestien... Jazzus wees nou niet bang... Wat 'n flauwe kul!... Zeventien... achttien... negentien... Daar sloeg 't hallef een... Waar was-ie gebleven?... Veertien, vijftien, zestien... zeventien... achttien... negentien... twintig... Twéémaal gefloten, vlak voor de deur. Da-was de politie... Daar had je 't toeteren ook... Nog een in de verte... Nog een... Wat je 's nachts alles precies kon hooren... Nou was alles veilig... Ga nou slapen!... Waar was-ie gebleven?... Dertig... Een-en-dertig... Twee-en-dertig... Drie-en-dertig... An de cijfers denken, anders lukt 't niet.. Vier èn dertig. Vijf èn dertig... 't Ging niet! 't Ging niet! Omdraaien. Zoo zag-ie den winkel. Net of d'r licht was. Daar ha-je de boerinnen op de tweede plank, daar ha-je de dure, die scheef in de doozen leien. As zoo'n pop nou spreken kon. Kijken deeën ze. Kijken deeën ze as menschen. Je zag zoo 't wit van d'r oogen. Wat ze toch niet na konden maken! As je ze achterover hield, deeën ze d'r oogen toe. Kijken deeën ze as menschen. Een, twee, drie, vier, vijf, zes... langzaam ademhalen, dan kwam de slaap... zeven, acht, negen, tien... ellef... twaallef... dertien... D

De "herder der residentie" placht 's morgens het vee van de stedelingen bijeen te toeteren, en niet zelden deed de kudde een groepje wandelende hovelingen uiteen stuiven. Weimar lag vrijwel afgesloten van de beschaafde wereld. De wegen die er heen leidden waren voor voetgangers bijna onbruikbaar, de postverbindingen schaarsch en onregelmatig.

Zij zaten op een bank, zagen de kranen werken en hoorden de stoomers toeteren. Grootvader was het vraagbaken dat voor alles een antwoord vond dat het kind voldoening gaf. Grijsaard en kind lieten hun verbeelding vrij spel. Pa weet dat allemaal niet, misprees Albertken. Foei, strafte Snepvangers gevleid.

Maar toen schoenmaker Linsener mij het hoofd- en middelstuk had aangewezen en uitgelegd, 't was Adam en Eva vóór den val, heel mooi in krentenbroodsdeeg gekneed, en met eieren en saffraan geel bestreken, en toen de beide kleine Linseners zich rechts en links van onze eerwaardige stamouders posteerden en met toeteren en trompetten begonnen, toen werd het mij toch juist te moede alsof de oude wagenmaker Langklas mij met zijn stompe fretboor altijd pianoforte pianoforte in het hoofd boorde, dat het piepte en knarste, en mij daarbij vroeg of het niet heel mooi ging?

Het leek Redwood geruimen tijd toe dat zij niet langer op aarde waren, doch in een toestand van zenuwachtigen haast door een lichtende wolk schoten. Tuf, tuf, tuf, tuf, ging de machine en telkens gehoorzamend, ik weet niet aan welke zenuwachtige aandrift liet de chauffeur zijn hoorn toeteren.