Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 28 juli 2025


OSWALD. Ja, als mijn vrouw,... als zij wil. DOM. MANDERS. Genadige Hemel...! REGINE. Ik kan het niet helpen, dominee. OSWALD. Of zij blijft hier, als ik blijf. Hier? DOM. MANDERS. Ik sta verstomd over u, mevrouw. MEVR. ALVING. Noch het een noch het ander zal gebeuren; want nu kan ik vrij uit spreken. DOM. MANDERS. Maar dat zal u toch niet doen! Neen, neen, neen!

MEVR. ALVING. Mijn doek, Regine! 't Staat in lichtelaaie! DOM. MANDERS. Ontzettend! Mevrouw Alving, daar licht het oordeel over dit huis van ongerechtigheid! MEVR. ALVING. Jawel ... zeker. Kom Regine. En niet geassureerd! Zelfde kamer. Alle deuren staan open. De lamp brandt nog steeds op tafel. Buiten is het donker, alleen een zwakke lichtschijn op den achtergrond. Mevr.

En waarvoor wou je me dan eigenlijk mee naar de stad hebben? ENGSTRAND. Kan je nog vragen waarom een vader zijn eenig kind thuis hebben wil? Ben ik geen eenzame verlaten weduwnaar? REGINE. Och, kom mij toch niet met zulke praatjes aan boord. Waarvoor wil je mij thuis hebben? ENGSTRAND. Dat zal ik je zeggen. Ik dacht er over wat nieuws te beginnen.

PERSONEN: Mevrouw HELENE ALVING, weduwe van den heer Alving, in leven kapitein en kamerheer. OSWALD ALVING, haar zoon, schilder. Dominee MANDERS. ENGSTRAND, schrijnwerker. REGINE ENGSTRAND, bij Mevr. Alving in huis wonend. Het stuk speelt op het landgoed van Mevr. Alving, aan een groote fjord in westelijk Noorwegen.

En ik heb ook levensblijheid in me, mevrouw! MEVR. ALVING. Ja, helaas; maar gooi je niet weg, Regine. REGINE. O, als dat gebeurt, dan zal het wel zoo moeten wezen. Als Oswald naar zijn vader aardt, dan zal ik wel naar mijn moeder aarden, denk ik.... Mag ik vragen, mevrouw, of dominee Manders weet van dit geval met mij? MEVR. ALVING. Dominee Manders weet er alles van.

REGINE. O zoo, is dat de zaak! ENGSTRAND. Is wat de zaak? Waarvoor moet je dominee Manders nou weer in de luren leggen? ENGSTRAND. Stil, stil; ben je gek? Zou ik dominee Manders in de luren willen leggen? O, neen, dominee Manders is veel te vriendelijk tegen mij voor zoo iets. Maar waar ik nu eigenlijk over spreken wou is dit, zie je, dat ik dus van nacht weer naar huis terug ga.

Zit dominee nu goed? Hoor eens Regine, ik geloof dat je heusch gegroeid bent sedert ik je het laatst zag. REGINE. Gelooft dominee dat? Mevrouw zegt dat ik wat gevulder ben geworden ook. DOM. MANDERS. Gevulder? REGINE. Zal ik misschien mevrouw gaan roepen? DOM. MANDERS. Dank je, dank je, dat heeft geen haast, kindlief. En vertel mij nu eens, mijn goede Regine, hoe maakt het je vader hier buiten?

MEVR. ALVING. Gelooft u ook niet dat het 't beste zou zijn als wij haar goed bezorgd konden krijgen? Ik bedoel ... goed getrouwd. DOM. MANDERS. Ongetwijfeld. Ik geloof dat dat in alle opzichten wenschelijk voor haar zijn zou. Regine is immers op een leeftijd dat ... ja, ik heb daar zoo geen verstand van, maar.... MEVR. ALVING. Regine was al heel vroeg volwassen. DOM. MANDERS. Ja, niet waar?

DOM. MANDERS. Dag Regine. Neen maar!... Dag dominee! Is de boot al aan? Wat een vreeselijken regen hebben wij deze laatste dagen. 't Is zulk gezegend weer voor de boeren, dominee. DOM. MANDERS. Ja, daar heb je wel gelijk in. Daar denken wij stadsmenschen zoo weinig aan. REGINE. O, mag ik u even helpen?... Ziezoo. Neen maar wat is die nat! Ik zal uw jas maar wat uithangen in de voorkamer.

En niemand moet van Jakob Engstrand kunnen zeggen dat hij zich niet onthouden kan als de verleiding komt. REGINE. Ho! ENGSTRAND. Want morgen komen er hier zooveel van de grootheid bij elkaar. En dominee Manders wordt ook verwacht. REGINE. Die komt van daag al. ENGSTRAND. Zoo waarlijk. En ik wil om de bliksem niet dat hij iets op me te zeggen zal kunnen hebben, begrijp je.

Woord Van De Dag

dompelende

Anderen Op Zoek