United States or Lesotho ? Vote for the TOP Country of the Week !


In de nabijheid zijner woning, in een klein gehucht, Toboso genaamd, woonde eene flinke, stevige, gezonde boerenmeid. Don Quichot had haar in vroeger tijd wel menigmaal gezien, en zij scheen hem recht geschikt toe, om tot de koningin van zijn hart te worden uitverkoren.

Onderwijl bleef Don Quichot zes dagen te bed liggen, was verdrietig, somber en nadenkend, en kon zijn ongelukkig gevecht met geen mogelijkheid uit het hoofd zetten. Sancho Panza zocht hem te troosten, zoo goed hij maar kon. "Beste heer," sprak hij, "laat den moed niet zinken en steek het hoofd maar weer op.

Zij maakten halt en sloegen onder een groep dicht gebladerde eikeboomen hun nachtleger op. Sancho, die braaf moe en wiens hoofd buitendien door de wijndampen een weinig beneveld was, lag dadelijk vast in slaap en snorkte zoo geweldig, dat de vogels en vleermuizen in den omtrek er verschrikt de vlucht voor namen. Don Quichot daarentegen deed geen enkel oog toe.

"Toch moet zijn lijden gewroken worden," verklaarde Don Quichot, "en voor de ondeugendheid van den hansworst moet het gansche gezelschap boeten." "Heer!" riep Sancho Panza, "zet u die gedachten in 's hemels naam uit het hoofd en laat u niet in met potsenmakers, die overal in hooge gunst en gratie staan." "En toch zullen zij hunne verdiende tuchtiging ontvangen," sprak de ridder.

Terstond schoten de beide vrouwen toe, namen den armen held op, droegen hem met behulp van den pastoor en den barbier in huis, ontkleedden hem en brachten hem eindelijk in zijn ouderwetsch ledikant ter ruste. Don Quichot zei geen woord, maar liet zich alles bedaard welgevallen.

Het is niet te denken, dat de eigenaar er van terugkomt, en, bij mijn baard, het is zoo kloek en krachtig, dat het mij bevallen zou, zelfs als 't mijn eigendom was." "Gij moogt het u niet toeëigenen," antwoordde Don Quichot. "Het zou onedel zijn, een overwonnene te berooven. Laat daarom den appelschimmel stilletjes staan."

Toen de ambtenaar zich door iemand van zulk een jammerlijk uitzicht zoo barsch behandeld zag, werd hij driftig, nam de lamp en wierp haar Don Quichot met zooveel geweld naar het hoofd, dat men een harden bons hoorde. Vervolgens liet hem in het donker liggen en ging brommend en pruttelend heen. "Ei," sprak Sancho Panza, "als dat geen lomperd is, dan laat ik mij hangen.

"Weest gerust, mijne heeren en dames!" zeide Don Quichot, die elk woord van zijn schildknaap verstaan had. "Ik vertrouw zeker, dat Sancho mij in alles gehoorzamen zal. Had ik den reus nu maar hier! Waarachtig, ik zou hem den kop van den romp houwen, voordat hij drie kon tellen." "Geduld, edele ridder, nog korten tijd," zeide de gravin Trifaldi.

Verstoord keerde Don Quichot hun den rug toe, zoodat de pastoor en de barbier het 't best oordeelden, maar stilletjes weer op te trekken. Zij moesten alle hoop, om den armen ridder Don Quichot van zijne dwaze inbeeldingen terug te brengen, nu eindelijk wel opgeven, en deden dat dan ook.

Als gij eerst koning zijt en mij tot stadhouder hebt gemaakt, doe dan, wat ge niet laten kunt, en mijnenthalve mag je de drommel halen, als ik eerst geborgen ben en mijne schaapjes geschoren heb." Toen Don Quichot zijn schildknaap zulk eene taal hoorde voeren, geraakte hij van verbaasdheid zoo geheel buiten zichzelf, dat hij geen woord over de lippen kon brengen.