Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 30 april 2025


Pierre Papin is zijn naam; en die op den gestreepten wilden zebra met de ijzeren sporen is Espartafilardo, hertog van Nervië." Nog vele ridders en heeren noemde Don Quichot op, en 't zou vermoeien die allen te vermelden.

Deze wendde zich koelbloedig tot Sancho Panza en zeide: "Zie nu, mijn vriend, hoe wijd de faam van mijn heldenmoed zich verbreid heeft; want deze lieden hebben ons op het eerste gezicht herkend, ofschoon zij ons nooit te voren kunnen gezien hebben." Intusschen kwam de onbekende nog nader en noodigde Don Quichot beleefd uit, hem in zijne woning te volgen. "Ga met ons, genadige heer!" sprak hij.

"Alleronbeperktste zal er gestaan hebben," zei de barbier lachend. "Ja, ja, zoo was het vast," zeide Sancho; "en dan kwam verder: "De verwonde, blauwgebeukte en slapelooze kust u de hand, onbekende en ondankbare jonkvrouwe!" en zoo al voort tot aan het slot, dat was: "De uwe tot den dood, Don Quichot van La Mancha, Ridder van de Droevige Figuur."

Hoewel bitter gekneusd en bijna van zijne zinnen beroofd, bracht Don Quichot toch, zij 't al met zwakke en trillende stem, de koene woorden uit: "In spijt van uwe lans beweer ik, dat Dulcinea van Toboso de schitterendste schoonheid op den wijden aardbodem is, niettegenstaande ik van mijzelven erkennen wil, dat mijne zwakheid en mijn ongeluk mij verhinderd hebben, deze waarheid zegevierend staande te houden.

Het was onderwijl vrij laat geworden en de dikke waard haastte zich al de wonderlijke dingen van ridderslag en wapenwake, die hij van Don Quichot vernomen had, aan zijne gasten in de gelagkamer zoo heet van den rooster over te vertellen.

Sancho haalde stilzwijgend de schouders op en stopte den leeuwenhoeder de twee goudguldens in de hand, waarna deze laatste beloofde de koenheid van Don Quichot overal te zullen uitbazuinen en zelfs te zorgen, dat die zijne majesteit den koning ter oore kwam.

Malligheid, edele heer!" riep Sancho lachend. "Die jongen meent heel wat anders." "Neen, neen," antwoordde Don Quichot zwaarmoedig, "'t Is eene voorbeduiding en ik weet, dat mij zwaar ongeluk boven het hoofd hangt."

"Ziet gij wel, Sancho," sprak Don Quichot vol zelfvoldoening, "ziet gij wel, dat wij nu de plaats bereiken, waar als gewoonlijk de sterkte van mijn arm moet blijken? Zie, wat een menigte schelmen en spitsboeven op ons aankomen! Zie, wat leelijke bekken ze trekken, die monsters, die spookgedrochten! Maar wacht, ik zal hen wel tot hun plicht brengen of anders van het aardrijk verdelgen."

De deur staat open, de leeuw is uitgedaagd, gij staat tot den kamp bereid. Wil uw vijand niet vechten, dan is aan hem de schande en oneer en aan u de zege en de roem." "Dat is waar!" riep Don Quichot uit. "Sluit de deur weer toe, vriend, en geef mij de getuigenis, dat ik werkelijk alles gedaan heb, wat mij geoorloofd was.

Hij heeft Rocinantes ledematen verlamd, zoodat hij zoo stijf als een stok is, en als gij nu toch het arme dier woudt slaan en aansporen, zou het u niet baten en gij zoudt geen stap verder voortkomen." Don Quichot was razend van ongeduld.

Woord Van De Dag

meisjesschaar

Anderen Op Zoek