United States or Morocco ? Vote for the TOP Country of the Week !


Haar krullend haar blinkt in den zonneschijn en fladdert in den wind. Zij rijden op drie telgangers, zooals ik ze mijn leven lang nog niet gezien heb." "Nu, dan willen we ons haasten, vriend Sancho," antwoordde Don Quichot. "Heb dank voor de heuglijke tijding en maak er staat op, dat ik u daar koninklijk voor beloonen zal."

Sancho verklaarde zich daartoe gaarne bereid, daar Don Quichots beloften en voorspiegelingen nog altijd een open oor bij hem vonden, en hierop deelde Don Quichot zijn besluit ook aan huishoudster en nicht mede.

Wat gij de armen noemt, dat zijn de wieken, die door den wind rondgedraaid worden en de molensteenen aan den gang brengen." "Ik merk, dat gij nog heel weinig van avonturen weet," riep Don Quichot. "Dat zijn de reuzen; en als u de angst om het hart slaat, blijf dan op een afstand en zie toe, hoe ik den geduchten en ongelijken strijd met hen wagen zal."

Op eene haar zoo vreemde en ongehoorde wijze aangesproken, barstten de beide deernen in een luid, schaterend lachen uit en maakten zulk een leven en misbaar, dat Don Quichot in 't eind ernstig boos begon te worden. Evenwel bedwong hij zijne drift en sprak: "Mijne geëerde dames, zonder reden zoo te lachen verraadt onverstand.

"En ik," antwoordde Don Quichot op denzelfden toon, "zal u niet eer antwoord geven, alleraanminnigste en allerschoonste jonkvrouwe, voordat gij van dien vuilen grond zijt opgestaan." "Neen, edele heer," verklaarde de smeekelinge, "hier zal ik neerknielen in het stof, tot uwe goedertierenheid mij de genade heeft toegezegd, welke ik smeekend van u durfde vragen."

Ziende, hoe zijn heer zoo gevaar liep van zandruiter te worden, sprong nu Sancho Panza van zijn grauwtje en liep achter den ridder aan, om hem bijstand te verleenen. Voordat hij hem bereikte, was het ongeluk al gebeurd. Don Quichot lag zoo lang als hij was op den grond, en Rocinante lag naast hem.

"Gij hebt het rechte inzicht, vriend," antwoordde Don Quichot; "maar wees nu stil en rijd met mij rechts die hoogte op. Van dat punt kunnen wij het krijgsvolk beter zien, en ik zal u dan meteen met de beste en dapperste ridders van beide legers bekendmaken."

Evenwel liet ik mij door dien eersten tegenspoed niet afschrikken, maar verschafte mij nieuwe wapens en een beter paard, volgde het spoor van den goeden man en vond hem eindelijk hier, waar ik mijn doel bereikte. Dit is alles, wat ik u te vertellen heb, en ik verzoek u dringend, Don Quichot niet te verraden, met wien hij gevochten heeft, daar ik dan een vergeefsch werk zou gedaan hebben.

Hij richtte zich met moeite en onder veel steenen en kreunen overeind, keek naar zijn heer om en zei met matte, klagende stem: "Och, och, dat hebben wij er nu van, gestrenge heer!" "Wat wilt gij van mij, Sancho?" vroeg Don Quichot op even flauwen en klagenden toon. "Ach, ach, wat hebben we daar een pak gekregen!" kreunde Sancho Panza. "Ik ben heelemaal tot stokvisch gebeukt."

Men wist hem echter door vriendelijke toespraak al spoedig tot bedaren te brengen, en eindelijk beloofde hij zelfs zijne medewerking tot het beraamde plan, om den ridder Don Quichot goed- of kwaadschiks weer naar zijne woonplaats terug te brengen. De nacht ging verder rustig voorbij.