United States or Guyana ? Vote for the TOP Country of the Week !


Bij het vernemen van deze woorden kreeg het vertrouwen van den pastoor op Don Quichots herstelling weer een bedenkelijken stoot en bij zichzelf dacht hij: "Mijn goede beste Don Quichot! daar tuimelt gij weer hals over kop in den afgrond van uwe dolle inbeeldingen neer!"

Toen echter wachtte hen een avontuur, als nog geen van beiden ooit beleefd had. De nacht was pikdonker geworden en treurig reden de beide helden op den weg voort, toen zij op eens eene groote menigte lichten zagen flikkeren, die als dwalende sterren uit de verte op hen toekwamen. Sancho Panza werd bleek, en ook Don Quichots hart bonsde hoorbaar tegen zijne gekneusde ribben.

Sancho verklaarde zich daartoe gaarne bereid, daar Don Quichots beloften en voorspiegelingen nog altijd een open oor bij hem vonden, en hierop deelde Don Quichot zijn besluit ook aan huishoudster en nicht mede.

De hertog en de hertogin hielden zich doodbedaard en wachtten den afloop dier kluchtige waschpartij rustig af. Toen nu de dame met de zeep Don Quichots rimpelige tronie met een vinger dikke laag schuim overdekt had, hield zij zich, alsof er geen water meer was, en verzocht hare vriendin met de kan, schielijk nog wat te halen, om den edelen ridder niet te lang daar zoo ingezeept te laten zitten.

De avond, schoon voor Don Quichots ongeduld te traag en te langzaam, kwam eindelijk en breidde zijne donkere schaduwen over het geboomte uit. Ridder en knaap ontdeden tegen schemerdonker hunne dieren van zadel en tuig, legerden zich op het malsche gras en hielden in vrede hun sober avondmaal.

De dolle taal van den gekken ridder deed de meiden, in plaats van haar tot bedaren te brengen, nog maar harder te lachen, en Don Quichots ergernis klom reeds tot een bedenkelijken graad, toen nog juist van pas de dikke herbergier voor de deur verscheen en als een vreedzaam man vrede zocht te stichten.

Don Quichots bed, dat buitendien al op zwakke, tuitelige beenen stond, stortte in en dit veroorzaakte zulk een geraas, dat de waard wakker werd en vol schrik kwam toesnellen. Onderwijl kwam ook Sancho Panza, die aan de voeten zijns meesters sliep, op de been, en sloeg, slaapdronken, als dol en bezeten links en rechts.

De kooplieden konden uit Don Quichots gansche toetakeling en uit de dolle taal, die hij uitsloeg, wel dadelijk opmaken, dat het met hem daar boven niet recht pluis moest wezen, en een van hen, een jolige snaak, antwoordde dus dadelijk met even groote deftigheid: "Koen, dapper en roemwaardig ridder! wij hebben den naam van de eerbare jonkvrouwe, dien gij daar uit- galmt, nog nooit gehoord en hebben dus ook geen sikkepitje tegen haar in te brengen.

Onderwijl werd Dorothea op des pastoors muilezel geholpen, bond de barbier zijn ossestaart weer voor en beval de pastoor Sancho, die beiden in Don Quichots nabijheid te brengen. Hij prentte hem goed in, op geenerlei wijze te verraden, dat hij den barbier kende, en wendde zich toen tot Dorothea, om de rol van het op te voeren kluchtspel nog eens met haar door te loopen.

Don Quichots toorn ontvlamde; zonder een woord te spreken, schuimbekkend van woede, zwaaide hij zijn zwaard en stoof tot den aanval vooruit.