Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !


En Gods aanbiddelijke liefde, die op dezen mooien zomerdag onzen tuin zoo kostelijk doet bloeien, zorgt er voor, dat de rozen op de wangen van mijn Letje zich niet hebben te schamen voor de rozen van haar priëel...." Zonder een woord te uiten wierp Letje zich aan de borst van haar vader.

Hij was bezig met de malsch opgeschotene struiken volgens Vlaamsche wijze aan te aarden en zwoegde, dat het zweet hem langs de wangen vloeide. Nu en dan hief hij het hoofd op en keek met bezorgdheid naar een priëel van geitenblad of kamperfoelie, dat nevens de streep gronds en tegen de haag uit boomstaken was opgetimmerd.

Toen zij eindelijk weer alleen waren in dat priëel van jasmijnen, waar zij den eersten liefdekus gewisseld hadden, legde Sappho haar hoofdje aan het hart van den dierbaren jongeling. Lang zaten zij sprakeloos naast elkaâr, en hadden geen oog voor maan of sterren, die in den zoelen zomernacht, in de diepste stilte, boven hunne hoofden de zooveel beteekenende cirkels beschreven.

Met den ouden Staten-bijbel op een tafeltje voor zich, zat baas Kloppers te lezen in het priëel. Hij zag het paar naderen, en sloeg den bijbel bedachtzaam dicht. Mild en vriendelijk ontving hij den Engelschman. »Is dat nu de ijzeren Voortrekker van gisteren avond?" dacht Charles en hij verwonderde zich. Intusschen noodigde de grijsaard Marling uit, om op de andere bank plaats te nemen.

Hij beminde toch dit kind en zijne andere twee kinderen en zijne vrouw en zijne moeder met eene soort van overdrevene innigheid; maar over zijnen oudsten zoon, over zijnen wakkeren, geleerden Alexander was hij daarbij nog zoo trotsch! Nu bemerkte de jongen zijne grootmoeder onder het priëel. Hij sprong ten gronde, greep het korfje en liep juichend tot de oude vrouw.

Dan kunde de juffer van Tournel in 't priëel oan den viever zien zitten met den muzikant, onzen losé; en ze kussen mekôar, dat 't zoo klapt." "Wat zeg je, Pieter?" "Goa maar ens kieken, of 't nie woar is. Zeg! kunde gij 't nou begriepen van zoo'n mooie frissche dèrn, dat ze zoo'n lèliken bult nèmt?" "'n Mensch z'n zin, 'n mensch z'n leven, Pieter!"

"Ik denk er plotseling aan, dat ik je eens zag grienen in 't prieel." "Grienen?" "Wel ja, toen de twee meisjes dat duet zongen. Weet je 't niet meer?" "O, ja! nu herinner ik 't mij. Op "Mon repos..."" "Juist! Je bent nog niets veranderd; ik dacht, dat je nu niet meer zoo'n otje-buiskruit was." "Otje wat?" "Zoo'n buskruitvaatje.

Aan het andere einde van den tuin bevond zich, zooals hij wist, een priëel van geurige kamperfoelie; de bloemen daarvan zagen er als groote beschilderde horens uit; in een daarvan wilde hij afklimmen en tot den volgenden morgen slapen. Hij vloog daarheen. Maar wat zag hij daar? Er zaten twee menschen in het prieel: een jong, knap man en een beeldschoon meisje.

"Uw oom heeft te veel verstand en is te geleerd, dit is juist zijn ongeluk. Ik heb den pastoor in de kerk eens hooren preeken, dat men, om gelukkig te leven, arm van geest moet zijn. Vroeger heb ik daarop langen tijd liggen dubben, maar nu begrijp ik het ten volle." Zij traden in een prieel van ijpenloof, waar, rondom eene vermolmde tafel, nog twee ruwe banken stonden.

't Is maar goed, dat hier niet elken dag zoo'n verstoppartij is," zei Kee en liep haastig naar binnen. "Maar waar zou Bob nu zijn?" zei Dolf. "Die heeft zich een bijzonder mooi plaatsje uitgezocht, dunkt me." "Ja," zei Door, "je moet maar goed zoeken." Dolf keek achter elken struik, bij het kippenhok, in het priëel, tot hij op eens, achter in den tuin gekomen in lachen uitbarstte.