Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 26 juli 2025
"Nu, mijnheer Blondeau komt aan dien fraaien naam en roept: L'aigle! Ik antwoord, Present! Toen ziet Blondeau mij met de teederheid van een tijger aan, glimlacht en zegt: Als ge Pontmercy zijt, kunt ge L'aigle niet zijn, woorden die voor u onaangenaam, voor mij echter treurig waren. En toen hij dit gezegd had, schrapte hij mij." "Mijnheer!" riep Marius, "het doet mij waarlijk leed!"
Volgens zijn gedachte was er volstrekt geen betrekking tusschen dien Marius en mijnheer den baron Pontmercy mogelijk.
Het regiment van Saintonge behoorde tot het leger van den Rijn. Want de oude regimenten der monarchie behielden hun namen van provinciën, zelfs na den val der monarchie, en werden eerst in 1794 tot brigades gevormd. Pontmercy streed te Spiers, te Worms, te Neustadt, te Turkheim, te Alzey en te Mainz, waar hij tot de tweehonderd behoorde, die de achterhoede van Houchard vormden.
"Mijnheer Tranchelevent, ik heb de eer u voor mijn kleinzoon, mijnheer den baron Marius Pontmercy, de hand van mejuffrouw te vragen." "Mijnheer Tranchelevent" boog. "Dit is in orde," zei de grootvader. Daarop zich tot Marius en Cosette wendende en de armen zegenend uitbreidende, riep hij: "'t Is u thans vergund elkander te beminnen!" Zij lieten het zich geen tweemaal zeggen.
De officier Theodule Gillenormand, thans ritmeester, was van Chartres gekomen, waar hij in garnizoen lag, om de bruiloft van zijn neef Pontmercy bij te wonen. Cosette herkende hem niet. Hij, die zijnerzijds gewoon was door de vrouwen voor schoon te worden gehouden, herinnerde zich evenmin Cosette als ieder andere.
Ik weet niet, of ge mij begrijpt, mijnheer Pontmercy, maar nu heen te gaan, haar niet meer te zien, haar niet meer te spreken, niets meer te hebben, dit zou moeielijk zijn. Zoo gij er niets tegen hebt, zal ik Cosette nu en dan bezoeken. Ik zal niet dikwijls komen. Ik zal niet lang blijven. Gij kondt zeggen, dat men mij in de kleine benedenkamer late.
Hij had in zijn kamer, naast zijn bed, als iets dat hij het eerst wenschte te zien wanneer hij ontwaakte, een oud portret zijner andere dochter, de overledene mevrouw Pontmercy, doen plaatsen, een portret, dat haar op achttienjarigen leeftijd voorstelde. Zijn oog was hier bestendig op gericht. Eens zeide hij, terwijl hij het aanschouwde: "Ik vind er veel gelijkenis in."
Zacht schoof Cosette een oorkussen onder zijn lendenen. Jean Valjean hernam: "Ik bezweer u, mijnheer Pontmercy, heb geen bezwaar. De zesmaal honderd duizend francs behooren deugdelijk aan Cosette. Mijn leven zou verloren zijn, zoo gij ze niet aannaamt. Wij waren er in geslaagd dat glaswerk zeer goed te vervaardigen. Wij wedijverden met hetgeen men de zoogenaamde Berlijnsche juweelen noemt.
Koning Lodewijk XVIII, al wat in de honderd dagen was gebeurd, als niet gebeurd beschouwende, had bijgevolg noch zijn hoedanigheid van officier van het legioen van eer, noch zijn rang van kolonel, noch zijn titel van baron erkend. Hij van zijn kant liet geen gelegenheid voorbijgaan om zich kolonel baron Pontmercy te teekenen.
Hij had zijn strategie moeten wijzigen, zijn stelling verlaten, van front veranderen; maar niets gewichtigs was nog in gevaar, en hij had vijfhonderd francs in zijn zak. Bovendien had hij iets beslissends te zeggen, en zelfs tegenover dien baron Pontmercy, die zoo goed ingelicht en zoo goed gewapend was, gevoelde hij zich sterk. Voor lieden als Thénardier is ieder gesprek een gevecht.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek