United States or Lebanon ? Vote for the TOP Country of the Week !


Zij rilde, niettegenstaande de drukkende benauwdheid van het gesloten vertrek, en hulde zich in een grijzen wollen peignoir. Toen trok ze een valgordijn op en zag naar buiten, in de vale lichtheid van den morgen. Het was halfvier en de haan kraaide en andere hanen kraaiden terug. De dwarreling harer fantazieën bedaarde in die bleekte van de ochtendschemering.

Hij was niet meer te redden,” fluistert Laflèche, zijn plaats bij Waltens stoel inruimend en overlatend aan mevrouw Groote, die haastig, in een peignoir, van uit haar kleedkamer is komen aansnellen. „Arme kerel! wat is je gebeurd; kom, zeg ’t mij maar? Stumperd, snik zoo niet?” vleit zij, terwijl zij Waltens hoofd tegen haar boezem doet rusten.

Go zat in 'n blauwe peignoir van Else op den grond, sneed met haar zakmesje het vet van de stukjes vleesch, die door den oppasser in 'n papier waren bezorgd; ze geloofde niet, dat het het goeie was, want het zag er zoo naar en bloederig uit, maar ze had niemand, aan wie ze het vragen kon, moest maar probeeren, wat er van werd in den melkkoker.

Haar angst was volkomen; daarom leî ze haar peignoir goed, die van den rug van een stoel was afgevallen, bekeek de kleine dingetjes, die zij, als zij naar bed ging, altijd uit de zakken van haar japon nam en op de tafel leî: een notitieboekje, een goud potloodje, een speldekussen, bekeek ze een voor een, alsof het geheimzinnige onbekende zaken waren, voorwerpen uit een andere wereld, bekeek ze met een koel-opmerkzaam gezicht.

Den peignoir hing zij over de leuning van den fauteuil, die voor haar kapspiegel stond, liet de muiltjes langs haar kleed op den grond glijden, zoodat zij den voet slechts behoefde uit te steken om ze te kunnen aanschieten, en ging toen de openstaande vensters sluiten.

Zij droeg alleen een lossen, grijzen peignoir, die zonder eenige behaagzucht om hare vermagerde leden hing. Voor den spiegel streek zij door heur los haar; het was zeer dun geworden en zij lachte er om, terwijl de ijle vlokken over haar vingers vielen. Toen wierp zij zich op den grond neêr. Ik wil niet! stamelde zij bij zichzelve. Ik wil hem niet meer zien, dien Reijer.

Zij droeg een bijzonder elegante peignoir van crêmekleurig laken met witte kant, een japon, die zij in allen ernst "veel te mooi!" had verklaard, toen tante die wel geschikt voor haar vond. Maar nadat het gebleken was dat de peignoir haar uitstekend kleedde, had tante haar die laten thuis bezorgen.

De vrouw van den hofraad was zij en bewoonde een prachtig hotel in de Schlossgasse, of op de Neumarkt of in de Moritzstrasse voortreffelijk stonden haar de moderne hoed en de nieuwe turksche shawl in een elegante peignoir ontbeet zij in den erker, terwijl zij aan de keukenmeid de noodige bevelen voor dien dag gaf. „Maar wees voorzichtig dien schotel niet te verknoeien, want dat is het lievelingsgerecht van Mijnheer den hofraad.” Voorbijgaande salonjonkers loenschen naar boven en zij kan duidelijk verstaan: „Het is toch een engel van een vrouw, die vrouw van den hofraad en wat staat haar dat kanten mutsje weer allerliefst.” De vrouw van den geheimraad Ypsilon zendt haar bediende en laat vragen of de vrouw van den hofraad er behagen in zou hebben, vandaag mede naar het Linkesche Bad te rijden. „Mijn complimenten, en dat het mij ten zeerste spijt, maar ik ben al op de thee genoodigd door de vrouw van den president Tz.” Daar komt de hofraad Anselmus, die al vroeg voor zaken uitgegaan was, terug; naar de laatste mode is hij gekleed; „waarachtig al tien uur,” roept hij uit, terwijl hij zijn gouden horloge de uren laat repeteeren en de jonge vrouw kust. „Hoe maakt mijn lief vrouwtje het en weet zij al wat ik hier voor haar heb?” gaat hij licht schertsend voort en haalt een paar prachtige, naar de laatste mode gezette oorbellen uit zijn vestzak, die hij haar inplaats van de andere in de ooren hangt. „O, wat mooie, keurige oorbellen,” roept Veronica hardop, en springt, terwijl zij haar handwerkje neergooit, van haar stoel, om werkelijk in den spiegel de oorbellen te gaan bekijken. „Wat moet dat voorstellen,” zeide conrector Paulmann, die in Cicero de officiïs verdiept, het boek bijna liet vallen, „ook al van die aanvallen als Anselmus.” Maar toen trad de student Anselmus, die zich tegen zijn gewoonte in verscheidene dagen niet had laten zien, de kamer binnen, zeer tot schrik en verbazing van Veronica, want inderdaad had zich zijn gedrag geheel veranderd.

Jans ging dadelijk weêr wech en Mathilde bleef alleen, over haar schrijfmap gebogen, de witte schijn van haar gezicht met aarzelende rooderige wolkjes er onder, bedolven onder het pak zwart vlossig haar. De peignoir plooide zich op haar borst door het vooroverbukken. De velletjes papier schoven tusschen haar kouwige vingers door, met zacht gefriemel en schenen haar onvoelbaar dun.

Was zij opgestaan, dan kon zij niet besluiten zich aan te kleeden; zij hulde zich slechts in haren peignoir, viel op den divan neêr of bleef wezenloos op een stoel uit het venster staren. Eindelijk, omstreeks twaalf uur, kwam zij beneden, moê van een verweekende loomheid, die heel haar lichaam als een lauw vocht doorvloeide.