Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 27 juli 2025


Maar nu ontstond er eene zwarigheid, waaraan niemand gedacht had; wat moest er van mijn oom Herse worden? Toen de molenaar en de bakker en al de anderen de gerechtszaal uit, en van hem weggegaan waren, stond daar mijn oom Herse nog, als een statige, eenzame eikeboom in eene houtvelling, dien de houtvester alleen om zijne statigheid verschoond had.

De bakkersdochter zorgde voor 't opscheppen der soep, en Luth diende het gebraad voor, terwijl Fiek Besserdich met de beide molenaars-deerntjes bedienden. Nauwelijks had de molenaar het eerste bord vol kippesoep gebruikt, of hij stond op, en hield eene indrukwekkende aanspraak tot zijne gasten, doch hij keek daarbij altijd slechts den baljuw aan.

Daarop telt hij verder, en de vrouw gaat zitten en legt de handen in den schoot, terwijl zij voor zich ziet en zuchtende zegt: "Gij moet het weten." En Fieken zit nog op de bank te schreien. De molenaar telt al het geld af en kijkt nu en dan zoo twijfelachtig naar Fieken, en dan is 't altijd alsof hij zich vertellen moest.

Arie Knobbel, de molenaar, die, ondanks den roes waarin hij 's avonds als dood ligt de gewoonte doet veel veeltijds in den nanacht weer opleeft, en dan het bed verlaat, misschien dewijl de trouwe kommiezen iets tegen de morgenlucht hebben; de molenaar intieme vriend van Mr.

Nu begon dus het gejammer en geschrei van voren af aan. De eenige, die bedaard bleef, was Fieken. Zij vroeg zachtkens aan haren vader: "Hebt gij het geld afgegeven?" De oude molenaar wees naar de gerechtszaal en zeide: "Dáár ligt het." "Vader, wees dan maar getroost: onze goede God zal u niet verlaten."

Op hetzelfde oogenblik ratelde een donderslag, die de gehurkt zittende vrouw op den grond wierp en vreeselijk weergalmde het nu door het gewelf: "Wee mij, dat gij gesproken hebt! Wederom moet ik honderd jaren onbevrijd blijven! Wee mij en u!" Tegen den middag is de molenaar teruggekomen en heeft de molen leeg gevonden.

"Dat gaat niet, Netje; zij moet voor den dag komen, want zij moet getuigenis afleggen voor den horlogemaker en voor den molenaar; 't kan die beiden anders den hals kosten. Als ik maar wist, waar die bengel, die Frits Sahlmann, was, die weet van de heele zaak af. En jij weet niet, waar hij is, Fiek?" "Neen mijnheer." "Nu, dan kunt gij heengaan."

Toen begreep de arme gezel dat het tafeltje verruild was, en hij schaamde zich, dat hij daar voor leugenaar stond; de gasten lachten hem uit en ongegeten en ongedronken moest men weêr naar huis. De vader haalde zijn lappen weêr voor den dag en snijderde verder, en de zoon moest een patroon zoeken. De tweede zoon was bij een molenaar aangeland, en ging bij hem in de leer.

"Hoe zoo?" vraagt de smid en staat op en gaat met zijn zwager naar buiten. "Och kom," zegt de molenaar, "hou je maar niet zoo onnoozel! We zijn er beiden mooi ingeloopen." "Als gij mijne vrouw bedoelt," zegt de smid, "dan moet ik je zeggen, ik heb een goeden huurder." "Ja," zegt de molenaar, "als ze niet te huis is." "Ga met mij mede!" zegt de smid.

Maar, weet ge wel, dat ge u met groote ongerechtigheden hebt afgegeven, en dat het zeer veel van bedriegerij heeft?" "Mijnheer de baljuw," antwoordde de molenaar; "ik ben in mijn recht," en hij wischte zich met de vlakke hand het klamme zweet van 't voorhoofd.

Woord Van De Dag

1195

Anderen Op Zoek