United States or Tonga ? Vote for the TOP Country of the Week !


"Wel," zegt de molenaar en kijkt den molen van boven tot beneden aan; "wat moet ik daarbij denken? ik denk dat het een oude kavalje is, en dat er in 't voorjaar nieuwe wieken aan moeten, en dat, als de steenen boven niet beter zijn, dan die, welke hier beneden ligt, de Stemhagers dan drommelsch veel zand met hun meel zullen moeten verteren." "En daarin hebt ge gelijk, oude!" zegt de bakker.

Niemand weet wat hij zich in het hoofd gezet heeft." "O," hernam Frederik, "Hendrik weet er wat van, hij heeft er van morgen zoo wat van hooren praten; en laat hij u dat maar eens vertellen, want ik moet nu ook naar den baljuw." Waarom de molenaar er bij blijft, dat geschreven is, wat geschreven is.

Toen zeide hij met een stem, die den ouden baljuw door merg en been ging: "Och, mijnheer, wien zal ik sturen? Mijn Jochem heeft zich dood gemalen, en Karel hebben de Franschen verleden jaar meêgenomen naar Rusland, en hij is niet teruggekomen." "Molenaar," zegt de oude baljuw, en hij strijkt den ouden molenaar hierbij langs zijn rug: "Heb je dan in 't geheel geen kinderen?"

En nu stroomde de regen neer. «Waar zouden Rudy en Babette toch in dit onweer zijnzei de molenaar. Babette zat met gevouwen handen, met het hoofd in den schoot, sprakeloos van smart; zij weende, zij jammerde niet meer. «In het diepe watersprak zij bij zich zelve. «Diep beneden is hij onder den gletscher

"Ja, waar is die!" zeide Frederik en hij hield voor de huisdeur stil en sprong van den wagen en hielp er den molenaar af, eer de vrouwen met licht kwamen. Zijn meester kwam met moeite de deel op en de molenaarsvrouw liep hem te gemoet en vroeg: "Wel, vader, hoe is 't afgeloopen?"

"Zóó?" zegt de molenaar, "en ge hebt toch voor de menschen gepocht, dat ge mij van 't Borchertsche goed af zoudt gooien?" "Wat voor menschen?" vraagt Hendrik Voss. "De menschen praten. Wat kan ik 't helpen? Mijn vader heeft den strijd begonnen en meende ook dat hij gelijk had, en mijn voogd heeft verder gevochten en ik heb toegekeken.

Theofielke diende als knecht bij een molenaar en Deeske als knecht bij een boer. Zij waren ongeveer van gelijken leeftijd een jaar of veertig maar zeer verschillend van uiterlijk. Theofielke was lang en mager, met uitgeholde borstkas, met hooge, beenderige schouders, schrale, stokkerige beenen en slungelige, doorzakkende knieën.

"Je kunt je getuigschrift krijgen," riep de molenaar hem achterna, "maar eerst tegen St. Jan." Waarom was de oude molenaar zóó boos? Hij mocht toch Hendrik gaarne lijden, hij zelf had er in de laatste dagen dikwijls aan gedacht, dat Hendrik en zijn Fieken voor elkander wel geschikt waren; hij zelf had hem gisteren "zijn lieven zoon" genoemd, maar, dat was 't juist!

En de hoop stak hare duizend lichten aan en ging toen, heimelijk, stil in een' hoek zitten, alsof zij 't volstrekt niet geweest was; alsof hare zuster het gedaan had, de werkelijkheid; en het vertrouwen stond aan de deur en liet niemand binnen, die geen bruiloftskleed aanhad, en zeide tot de zorg, toen die naar Fieken vroeg: "Ga uwen weg; de oude molenaar danst nog op onze bruiloft."

Hij verhaalt u van Jean, den molenaar, wiens rad ge daar ginds achter de treurwilgen knarrend wentelen hoort, en die, oud vrijer, sedert vijftien jaren vergeefs uitziet naar eene bruid zijner keuze; van Martinette, de dochter van den herbergier van het dorp, die de preutsche uithing en die toch ten vorigen jare zich vergat met een mijnheer uit de stad; van het ongeluk dat den postbode van een naburig dorp overkwam, die door zijn eigen karretje overreden werd; eene ramp, waarvan de herinnering nog wordt bewaard door den met mos begroeiden steen, dien hij u wijzen zal; maar hij weet ook te verhalen van geheimzinnige verschijningen en geesten, die, in sommige nachten, rondzwerven om de oude gebroken muren, die ge hoog boven uw hoofd, op den top der rotsen, tegen den blauwen hemel hunne grillige lijnen ziet teekenen.