Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 9 juni 2025
Zoo kwam dus Frits Sahlmann met den stok, en Fiek met eene kleine, aardige metworst weder voor den baljuw. "Fieken," zeide mijnheer de baljuw, haar de worst afnemende, "gij kunt nu heengaan, mijn kind! Netje!" zeide hij tot zijne lieve vrouw, en hield de worst voor hare oogen, "dat noemen wij een corpus delicti." "'t Is mogelijk, Weber, dat ze in 't Latijn zóó heet; wij zeggen er metworst tegen."
"Dat gaat niet, Netje; zij moet voor den dag komen, want zij moet getuigenis afleggen voor den horlogemaker en voor den molenaar; 't kan die beiden anders den hals kosten. Als ik maar wist, waar die bengel, die Frits Sahlmann, was, die weet van de heele zaak af. En jij weet niet, waar hij is, Fiek?" "Neen mijnheer." "Nu, dan kunt gij heengaan."
Fiek Besserdichs en Carolien drongen tot haar door en schoten er nu op los. "Dat zijn leugens! dat zijn stinkende leugens!" En zij wilden er op zweren, dat hare mamsel bij haar geslapen had, en zij zouden 't aan mijnheer den baljuw zeggen. En als het zóó beginnen moest, dan kon het, wat haar betrof, maar beginnen."
Frits Sahlmann deed hem dit pleizier; maar zijn blik was een valsch stuk geld, en de oude heer scheen het ook niet voor echte munt aan te nemen, want hij zeide: "Frits Sahlmann, hier is een mes, ga eens naar den tuin, en snijd eens uit de hazelaars, je weet immers, waar ze staan, zoo'n klein stokje, zooals een als een nu, als je middelvinger dik, en jongenlief! dan heb je achter het kruisbessenboschje in den tuin wat verloren; roep Fiek Besserdichs, die zal je helpen zoeken, om toch je eigendom weêr te krijgen.
Als 't in den herfst was, als er appelen aan den boom zijn; maar Netje, in den winter!" "Och, Weber," zeide zijne lieve vrouw, "hij oefent zich zeker daar maar op." "Fiek Besserdichs, gij hebt heldere oogen, wat doet hij daar?" vroeg de oude heer, terwijl hij door zijn lorgnet zat te turen.
Dat komt van die kinderen, dat zeg ik." En op een' grooten korenwagen zaten de bakker Witt en zijne dochter, en Luth en Fiek Besserdich en Frits Sahlmann, en mijnheer Droi, en van achteren in den wagen lag een hoop armen en beenen: dat waren de kleine Fransche kindertjes van mijnheer Droi. Mijn vader en de overste reden te paard. "Maar, waar blijft de raadsheer?" vroeg de overste.
Doch Frits Sahlmann was een brave knaap; hij hield zich menigmaal slechts een beetje op. "Fiek, wat doet hij daar achter het kruisbessenboschje?" vroeg de oude heer. "Wel, mijnheer, hij heeft daar zeker wat achter gegooid." "Zoo? Dat is dan iets anders. Nu, Frits, kom door de keukendeur binnen! En jij, Fiek, ga eens heen, en pas goed op, dat hij niet door de voordeur weêr ontsnapt."
Maar, hoor je, Fiek Besserdichs moet meêgaan." Frits Sahlmann zag aldus onder zeer benauwde omstandigheden in eene treurige toekomst; hij steunde echter op twee zaken, waarop de menschen meestal in hunne verlegenheid vertrouwen, namelijk in de eerste plaats, op den hemel, dat die nog ter goeder ure den ouden heer bij zijn voornemen een' steen in den weg zou leggen, en ten tweede, op zijne vroegere ervaring in zulke verlegenheden; hij had daarenboven nog eene hulp in den nood, van welke de gewone menschen niets weten, namelijk zoo'n klein pak akten, dat hij in bedenkelijke gevallen gewoon was onder zijn vest te knoopen; dit vergat hij dan ook heden niet.
"Daar moeten Fiek en Carolien, ieder met een' stompen bezem over heen," zeide mamsel Westphalen heel bedaard. "Jongen," sprak de baljuw; "zeg mij nu eens terstond de zuivere waarheid; is de burgemeester gevlucht of niet?" "Ja, mijnheer de baljuw," zeide Frits en keek weder op, "hij is hun ontsnapt!" "Leugens!" riep mamsel Westphalen er tegen in.
Waarom de bakker Witt, door zijn' meerschuimen pijpekop, meê in 't komplot komt, waarom Westphalen den baljuw als eene witte duif, en Fiek Besserdichs als een engel beschouwt, en welk eene meening zij van den Franschen auditeur heeft. Ging het op het slot al vrij bont toe, zoo zag het er in de stad nog veel bonter uit.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek