Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 19 juni 2025
Lust en smart in uwe banden Werd hetzelfde hemelsch brood: Eindloos zoet uit uwe handen Laav' de laatste teug, de dood. Wat is u of mij een naam, Werelds prijs of werelds blaam, Als de ziel de dingen weet en mint Dieper dan hun naam, mijn kind? Elk ding krijgt zijn gouden naam Eens in schoonheids vol verzaam Als al schoone dingen zijn Zonneklaar en zonder schijn.
Dus, in 't uur van den nacht, Eer de sluimring al zacht Aan mijn eenzame sponde mij kluistert, Rijst in vriendelijk licht Mij 't verleên voor 't gezicht, En de stem der Herinnering fluistert! Liefste, ga meê, Over de zee! Volg, waar ge wilt, mij naar heuvel en dal! Wissle de wind, Hij die bemint, Kent geen saizoenen, en mint overal.
Ook elders toont BOENDALE zekere nuchterheid en bezadigdheid, die hem afkeerig maakt van wat buiten de middelmaat valt; "middelheit houden over al", dat moet iemand doen die zich zelven mint.
Ay ootmoedich god van hemelrike, Nu wilt haer ziele ende die mine ontfaen, Want dleven es met mi ghedaen. Ghi heren, vrouwen, wijf ende man, Nu nemt hier exempel an: So wie dat met trouwen mint, Als hi sijn lief terwille ghewint, Hi spreke hoveschelike daer van. Want van Deenmerken die edel man Bi qualike spreken, bi valschen rade, Es hi bleven in die scade, Dat hem coste sijn edel lijf.
Dan mint een wie hem niet en mint en dan mint eene wie haar niet en mint.... En dan mint eene wie ver is, zoo verre en weet niet wie die verre wel mint misschien.... En de vinders, zeide Amadijs; maken er van een lays en een lied en niet meer, neen, niet meer.... Niet meer, lace, dan een lied en een lays, herhaalde weemoedig Ysabele. Beneden was het vergier leêg en verlaten.
Vergeef mij, dat ik thans aan u niet denk; Gij ziet, hoe mij mijn liefde gansch vervult. Die dwaas, mijn mededinger, dien haar vader, Alleen omdat hij rijk is, voor haar wenscht, Is met haar meegegaan; ik moet hen volgen, Want liefde is vol, niet waar? van ijverzucht. PROTEUS. En zij mint u? 178
Gij, die in driesprongen huist, lichtdragende, nachtelijke zwerfster, Gij, die de duisternis mint en een afkeer hebt van het daglicht, Gij, die in hondengeblaf U vermeit en in moord U verlustigt, Gij, die het slagveld betreedt en de sombere kerkhoflanen, Gij, die belust zijt op bloed en den sterflingen schrik op het lijf jaagt, Gorgo! Mormo!
O scone wijf, ghi selt sinen staet Anesien ende sijn swaer mesval: Het en was noit sint hine qual, Edel wijf, dat hi u verloos; So heeft hi gequolen altoos, Ende gheleeft in pinen groot. Het sal hem seker gheven die doot, Est dat hi u niet en ghewint, Want ic weet wel dat hi u mint Boven alle die nu sijn gheboren.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek