Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 13 oktober 2025
Zoo diep was de stilte en zoo hevig de ontroering van den hetman, dat Maroessia, ofschoon zij zich aan het andere einde van het vertrek bevond, het kloppen van zijn hart meende te hooren. Door de nachtlucht verfrischt, door zijn stilzwijgen zelf kalmer geworden, zette hij zich weder aan de kleine tafel tegenover Tsjetsjewiek neer.
"Hij zou sterven, voordat hij zijn misdaad volbracht had," zei Tsjetsjewiek bedaard. "Iemand houdt hem in het oog, die niet zou toelaten, dat hij zich geheel onteerde." Er lagen op de tafel papier, pennen en inkt. De hetman nam een pen in handen. Tsjetsjewiek wendde zijn blikken naar Maroessia en las de angst in haar oogen. Zijn kleine vriendin voelde zich niet op haar gemak.
"Wat zullen wij met onze vangst doen?... Beste meid! wil je je bij het regiment aansluiten? Maar och! je bent te klein, je zoudt er beter aan gedaan hebben, vanmorgen niet uit je wieg te komen." "Dit hooi," antwoordde de eerste officier, "is toch niet te versmaden." En zich tot Maroessia wendende, voegde hij er bij: "Is het huis van dien Kniesj nog veraf?" "Nog al..." "Wat bedoel je daarmee?
Maroessia bleef besluiteloos op den drempel staan, het scheen onmogelijk om zich een doortocht te banen. "Sla linksaf!" zei Kniesj tegen haar.
Maroessia heeft het begrepen; een kreet is ontsnapt, vervolgens een snik; zij huilt van geluk, maar door haar tranen heen schittert een glimlach, een glimlach, zoo vol dankbaarheid ten opzichte van haar beide vrienden, dat ook hun oogen vochtig worden. "O! Kerstmis, Kerstmis! in de hut van vader! Kerstmis bij moeder en mijn broertjes!
Weet je wel, wat mijn plan is?" "Nee, vertel het eens!" "Nou, mijn plan is, op het legerkamp der Tartaren of der Turken aan te vallen, ze te dooden en hun opperhoofd gevangen te nemen... Wat zeg je daar wel van?" "Dat zou schitterend zijn," antwoordde Maroessia ernstig. "Schitterend, niet waar? Er is in Frankrijk wel een boerenmeisje geweest, dat alle vijanden daaruit verdreven heeft."
De officieren hadden zich aan den disch neergezet, met hun sabels naast zich en hun pistolen op de tafel, en aten en dronken, lachten en praatten vroolijk. Maar waar was de kleine Maroessia toch? Maroessia was, zwijgend als een schim, even na de terugkomst van haar vader verdwenen.
"Zij was niet ongelukkiger dan ik," dacht zij, "maar ik heb toch nog liever mijn verdriet dan het hare." De laatste lichtstralen, die door de bladeren heendrongen, speelden op de takken. Zij verdwenen eindelijk geheel, en toen werd het eensklaps stikdonker. Maroessia stond verwonderd op.
De oude muzikant was nu niets anders dan een arm man, die door de jaren en de ellende verzwakt was. Maroessia was een ongelukkig klein bedelaarskind, en de oude Kniesj de langzame en logge boer, wiens gastvrijheid de soldaat Iwan op zoo'n zware proef gesteld had. Zij liepen lang voort zonder te spreken, zooals dat gaat met menschen, die elkaar niets meer te zeggen hebben.
Maar neen, zij zweeg, en indien zij leed, dan wilde zij toch zeker haar verdriet niet mededeelen aan hen, die zij liefhad. Haar groote vriend wisselde een blik met Mefodijewna. Het oogenblik om te spreken was gekomen. Terwijl hij de hand op den schouder van Maroessia legde, wekte hij haar uit haar gedachten en vestigde haar aandacht op een slede, die ingespannen voor de deur stond.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek