Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 25 juli 2025


Johanne had toch wel een paar centen. Maar daar wou ik niets van weten. Foei, zei ik, Mammon, dat is der zonde loon; dat armzalige goud ... of bankpapiertjes of wat het mag geweest zijn ... dat gooien wij dien Amerikaander weer in zijn gezicht, zei ik. Maar hij was weg en verdwenen, ver over de wilde zee, dominee. DOM. MANDERS. Zoo, was hij weg, mijn brave Engstrand? ENGSTRAND. Ja.

En wanneer ik bij dominee Manders kom, heb ik altijd al zooveel te praten over al wat er verkeerd en gebrekkig in mij is. Want ik zeg, wat ik daar straks al zei ... dat geweten kan soms leelijk genoeg opspelen. DOM. MANDERS. Geef mij je hand, Jakob Engstrand. ENGSTRAND. Jesses, dominee.... Ziezoo! ENGSTRAND. En als ik dominee nu heel vriendelijk om vergeving vroeg.... DOM. MANDERS. Jij?

DOM. MANDERS. Je vader is geen krachtige persoonlijkheid, Regine. Hij heeft erg behoefte aan een leidende hand. REGINE. Och ja, dat kan misschien wel zijn. DOM. MANDERS. Hij heeft behoefte om iemand om zich heen te hebben, van wie hij houden kan, en aan wier oordeel hij hechten kan. Hij erkende dat zelf zoo trouwhartig, toen hij laatst bij mij was.

Ik ken er een die zoowel zijn innerlijke als zijn uiterlijke wezen onbedorven bewaard heeft. Kijk hem maar eens aan, dominee. Ja, ja, moederlief, laat dat nu maar rusten. DOM. MANDERS. Nu, met verlof ... dat kan niet ontkend worden. En je bent al begonnen naam te maken ook. In de dagbladen is er dikwijls over je gesproken, en wel buitengewoon gunstig ook.

DOM. MANDERS. En mevrouw Alving is toch thuis hoop ik? REGINE. Ja, natuurlijk! Zij is maar even boven om den jongen mijnheer zijn chocolade te geven. DOM. MANDERS. Ja, dat is waar ... ik hoorde beneden aan de aanlegplaats dat Oswald gekomen was. REGINE. Ja, hij is eergisteren gekomen. Wij hadden hem niet vóór vandaag verwacht. DOM. MANDERS. En frisch en gezond hoop ik?

DOM. MANDERS. Helene ... als dat een verwijt moet zijn, dan verzoek ik u wel te overwegen.... MEVR. ALVING. ... alles wat u aan uw positie verschuldigd was; jawel. En ook dat ik een van haar man weggeloopen vrouw was. Men kan nooit terughoudend genoeg zijn tegenover zulke roekelooze vrouwen. DOM. MANDERS. Lieve ... mevrouw dat is nu wel ontzettend overdreven....

Och, mijn eigen lieve jongen,... hij heeft nog wel hart voor zijn moeder! DOM. MANDERS. Dat zou toch ook al te treurig zijn als afwezigheid en zich bezig houden met kunst, zulke natuurlijke gevoelens zou doen uitslijten. MEVR. ALVING. Ja, dat mag u wel zeggen. Maar bij hem is daar waarlijk geen nood voor. 't Zal mij heusch benieuwen of u hem zal herkennen.

DOM. MANDERS. U heeft in waarheid het leven leeren kennen.

Hoor eens, moeder ... 't leek mij dat jij en dominee Manders zoo vreemd ... hm, zoo stil waart aan tafel. MEVR. ALVING. Heb je dat opgemerkt? OSWALD. Ja. Zeg eens ... hoe vind je Regine? MEVR. ALVING. Hoe ik haar vind? OSWALD. Ja, is zij niet prachtig? MEVR. ALVING. Beste Oswald, jij kent haar niet zoo goed als ik.... OSWALD. Wel? MEVR. ALVING. Regine is helaas, veel te lang thuis gebleven.

MEVR. ALVING. En als je behoefte voelt aan een thuis, Regine, kom dan bij mij. REGINE. Neen, dank u wel, mevrouw. Dan zal dominee Manders zich wel over mij ontfermen. En als het heelemaal mis gaat met me, dan weet ik immers nu een plek waar ik thuis hoor. MEVR. ALVING. Waar dan? REGINE. In kamerheer Alvings Asyl. MEVR. ALVING. Regine,... nu zie ik het,... jij loopt in je verderf! REGINE. Och wat!

Woord Van De Dag

soepe

Anderen Op Zoek