Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 25 juli 2025
MEVR. ALVING. En wat heeft de geestelijke mij te zeggen? DOM. MANDERS. Eerst wil ik uw herinneringen wakker roepen, mevrouw. Het tijdstip is wèl gekozen. Morgen zal het tien jaar geleden zijn dat uw man gestorven is; morgen zal het gedenkteeken onthuld worden voor hem, die heengegaan is. Morgen zal ik spreken tot de heele verzamelde schare; maar heden wil ik spreken tot u alleen.
Maar nooit is het in mij opgekomen naar dominee Manders toe te gaan en mij te verhoovaardigen en er mij iets op te laten voorstaan dat ik eens een goede daad gedaan had. Neen, als Jakob Engstrand zoo iets overkomt, dan zwijgt hij er over. 't Komt helaas ook niet zoo dikwijls voor.
Wat zijn voor hem de gevolgen geweest? Hij is zes-zeven-en-twintig jaar oud geworden en heeft nooit gelegenheid gehad een geregeld tehuis te leeren kennen. OSWALD. Pardon, dominee,... dat heeft u glad mis. DOM. MANDERS. Zoo? Ik dacht toch dat je zoo goed als uitsluitend in kunstenaarskringen verkeerd had. OSWALD. Dat heb ik ook. DOM. MANDERS. En meest onder jongere artisten. OSWALD. Jawel.
DOM. MANDERS. Maar daardoor is u ook een vreemde voor hem gebleven. MEVR. ALVING. Neen, neen, d
Dat is zoo gemakkelijk, als ik weer aan boord moet. MEVR. ALVING. Nu, u moet doen zooals u wil. Maar ik zou anders wel denken dat wij twee oude menschen.... DOM. MANDERS. Och heertje ja, u maakt maar gekheid. Nu ja, u is natuurlijk van daag uitermate blij. Eerst het inwijdingsfeest morgen, en dan heeft u ook Oswald weer thuis, hoor ik. MEVR. ALVING. Ja, verbeeld u, wat een geluk voor mij!
PERSONEN: Mevrouw HELENE ALVING, weduwe van den heer Alving, in leven kapitein en kamerheer. OSWALD ALVING, haar zoon, schilder. Dominee MANDERS. ENGSTRAND, schrijnwerker. REGINE ENGSTRAND, bij Mevr. Alving in huis wonend. Het stuk speelt op het landgoed van Mevr. Alving, aan een groote fjord in westelijk Noorwegen.
Neen, integendeel ... ik ben het die jou vergeving vraag ... ENGSTRAND. Och heerejé, neen! DOM. MANDERS. Jawel ... zeker. En ik doe het van ganscher harte. Vergeef mij dat ik je zoo kon miskennen. En ik wou dat ik je op de eene of andere manier een bewijs kon geven van mijn oprecht berouw en mijn goeden wil om je te helpen.... ENGSTRAND. Zou dominee dat waarlijk willen?
DOM. MANDERS. Ik kan ook niet geheel uit het oog verliezen de moeilijke,... ja, ik mag wel zeggen pijnlijke verhouding, waarin ik misschien geraken zou. In de toonaangevende kringen van de stad, houdt men zich veel bezig met de gestichtskwestie.
DOM. MANDERS. Neen, dat verhoede de Hemel! Maar een ongepaste verhouding is het toch zeer zeker. MEVR. ALVING. De heele geschiedenis is maar een losse inval van Oswald; daar kan u zeker van zijn. DOM. MANDERS. Ja, ik ben, zooals gezegd, niet op de hoogte van dergelijke dingen; maar ik vind toch met uw verlof.... MEVR. ALVING. Zij moet natuurlijk het huis uit. En wel dadelijk.
OSWALD. Hoe zou u mij dan anders noemen? DOM. MANDERS. Heel goed. 't Was dit dat ik zeggen wilde, mijn waarde Oswald,... je moet niet denken dat ik onvoorwaardelijk den kunstenaarsstand veroordeel. Ik neem aan dat er velen zijn, die hun innerlijk wezen onbedorven bewaren kunnen ook in dien stand. OSWALD. Dat zullen wij moeten hopen.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek