Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 22 juni 2025
Indien men nu in aanmerking neemt, dat de Alexander, het oudste der genoemde werken van MAERLANT, omstreeks 1257-1260 zal zijn vervaardigd en het Leven van Sinte Lutgart tusschen 1263-1274; dat de romans, waartegen met zooveel nadruk gewaarschuwd wordt, eenigen tijd hebben behoefd om zóó bekend te worden; eindelijk, dat de oorspronkelijke Fransche werken, die hier werden nagevolgd, deels in de tweede helft der 12de eeuw reeds bestonden, deels van nog vroeger tijd dagteekenen dan zal men wel mogen aannemen, dat men te onzent in het laatst der 12de of den aanvang der 13de eeuw het grootste deel der bewuste ridderromans heeft verdietscht.
MAERLANT is ook hier weer een vertegenwoordiger van zijn volk, dat hij onder de eersten zich bewust wordt van die gehechtheid aan den geboortegrond, die zulk een voornaam bestanddeel vormt van het nationaliteitsgevoel. Tot die bewustheid is hij niet uit zich zelven gekomen.
Daar komt hem zijn Eerste Martijn weer voor den geest, zoo levendig zelfs dat een paar rijmen uit de eerste strophe hier weer opklinken . Het tekort aan poëzie in de pas behandelde werken heeft MAERLANT ons vergoed door bovengenoemde lyrische gedichten. Beide dagteekenen uit zijn ouderdom.
Hier hield Maerlant even op en toen Jonge Kees vroeg: "Nu Huib, wat volgde nu?" antwoordde hij: "Wij kwamen behouden in 't Vaderland aan! Maar laat mij eene wijle rusten; er zit eene haai in mijn keel, ik en kan niet meer spreken!"
"Wel, Huib, ben je er nu al zeker van of die vermaarde en excellente poëet Jakob Van Maerlant van je maagschap is?" Ik groette beleefd en lachte. "Nu ja, maar alle gekheid terzijde, waarom ben je niet ten oorlog blijven varen, ge zoudt het licht zoo ver hebben kunnen brengen als ... als ... Tromp. Heb je in dien tijd braaf wat geleerd?" Ik kreeg weer een ekel aan hem, was dat nu vragen!
Wel mogen wij met voldoende zekerheid aannemen, dat wij het laatst der 12de of althans de eerste helft der 13de eeuw als zoodanig moeten beschouwen. Zoowel MAERLANT als WILLEM VAN AFFLIGHEM moeten het oog hebben op Nederlandsche romans. Immers, zij richtten zich vooral tot de gemeentenaren en lagere geestelijken die over het algemeen weinig of geen Fransch verstonden.
Een geleerd dichter als MAERLANT of BOENDALE was hij allerminst; Latijn kende hij niet en zijne boekenkennis zal zich in hoofdzaak wel bepaald hebben tot den bijbel . Destemeer zal hij zijn voordeel hebben gedaan met wat de geleerde "clercken" vóór hem hadden gedicht.
In de drie eerstgenoemde gedichten liet MAERLANT zich gaan; behoefte om JEZUS en MARIA te loven, te verheerlijken, te aanbidden, uit zich hier ongedwongen in vrij gemakkelijk vloeiende verzen. Anders stond het geschapen in de beide laatste gedichten: Van der Drievoudichede en Disputatie van den Cruce.
Naar het schijnt, heeft hij bij deze mededeelingen vaak slechts zijn geheugen geraadpleegd, zoodat hij toch ook andere boeken gelezen moet hebben dan "der minnen boek". Zoo hoog stelt MAERLANT de lectuur, dat hij DIOMEDES tot zijne geliefde BRISEÏS laat zeggen: "wy lesen in ouden vyten", waar het Fransch slechts van "hooren zeggen" spreekt .
De inhoud van dat gedicht zal waarschijnlijk bestaan hebben uit een verhaal van de verwoesting van Jeruzalem; die verwoesting placht namelijk voorgesteld te worden als Gods wraak over het ter dood brengen van JEZUS. In den proloog van zijn boek over den Graal en MERLIJN noemt MAERLANT dit gedicht "wyde becant"; was het omstreeks 1261 reeds wijd bekend, dan heeft de verbreiding van het werk in ruimen kring natuurlijk eenigen tijd vereischt, en moet het dus ten minste in de eerste helft der 13de eeuw ontstaan zijn .
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek