Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 27 juni 2025


Hij beseft zeer wel, dat het sommige "clercken" zal ergeren "dat men die heymelicheit der scrifturen den ghemenen volc ontbynden soude"; dat zijn werk zal worden "benijd en beknaagd door dolle honden" maar God kent de bedoelingen, waarmede dit werk ondernomen is, en daarom zal hij met DAVID hopen op God en niet ontzien wat de menschen hem aandoen . Hier spreekt een dergelijk vertrouwen op God en het eigen geweten, als wij vroeger opmerkten bij den onbekenden leek en als later in de dagen der Kerkhervorming zoo menigmaal zal gehoord worden.

Tot hen die dichtten, omdat zij er roeping toe gevoelden of omdat zij er behagen in schepten, zullen wij wel geestelijken of "clercken" mogen rekenen zooals WILLEM VAN AFFLIGHEM, WILLEM VAN UTENHOVE, HADEWYCH, MAERLANT, de dichters van Rinclus, Van den Levene ons Heren, van den Dietschen Catoen, Esopet en dergelijke werken; ook JAN VAN BRABANT, de edelen en hoofsche "clercken" die minneliedjes dichtten en de dichters van volksliederen.

Was hij misschien een "clerck", verbonden aan den dienst van een edelman? Diezelfde gissing zou men willen wagen ten opzichte van den man, die ons het verhaal Van den borchgrave van Couchi naliet; bij den Malegijs en de overige ridderromans van dezen tijd zal men over het algemeen misschien eer aan meistreelen dan aan "clercken" moeten denken.

De dichter van den Reinaert moge een enkele maal den blik laten weiden over het groote laagland "tusschen de Elbe en de Somme", HADEWYCH hare geestverwanten hebben gehad in Thuringen en Saksen, geestelijken en clercken als MAERLANT een deel van Europa hebben omvat met hun blik de groote meerderheid des volks bleef naar lichaam en geest gevangen binnen den kring van de eigen stad of de streek, waar zij geboren waren.

In den aanvang der boerde van de twee "clercken" en heer GOBERT wordt ons gezegd, dat men uit sommige gedichten "vroedschap en dwaasheid" te weten komt . Ook in andere boerden vinden wij dergelijke uitdrukkingen.

Wij worden verplaatst naar de kroeg, onder de "goede gezellen die lange in 't drinchuus duren" en vrouwen die hare mans uit de kroeg halen; wij komen in gezelschap van een waard, die bedrogen wordt door de waardin en haar minnaar; van reizende "clercken", die het hun verleend nachtlogies aan de vrouw en de dochter des huizes vergoeden in liefde, aan den huisheer in kostelooze vuistslagen bij nacht; van een kostelijk gekleeden, langharigen Don Juan te Dordrecht; van een koopman, die zijne al te dartele vrouw voor den gek houdt.

Daar zien wij misschien weer het verschil tusschen "menestreelen" en "clercken". Hij verklaart openlijk, dat hij niet bij name wil noemen: Die van den stride was de bloeme Of de quaetste of de beste

Het zaad der edele minne, afkomstig uit verhalen als Tristram en Isoude, Paris en Helena en andere werken der hoofsche minne-epiek, was bij hem in goede aarde gevallen: geen dorperlijk gemoed hij besefte het kon de edele minne op den rechten prijs stellen; niet voor dezulken schrijft hij, maar voor clercken, leeken en hoofsche vrouwen die de liefde bij ervaring hebben leeren kennen . Gemakkelijk viel hem zijn taak niet; zij viel hem zuur, zooals hij ons zelf zegt; met passen en meten verdietschte hij het "walsch": men moet corten ende lingen die tale, salmen se te rime bringen.

In ontwikkeling zullen de "clercken" over het algemeen wel boven de menestrelen hebben gestaan. Echter behoeft men daarom aan deze laatsten niet alle ontwikkeling te ontzeggen.

Een geleerd dichter als MAERLANT of BOENDALE was hij allerminst; Latijn kende hij niet en zijne boekenkennis zal zich in hoofdzaak wel bepaald hebben tot den bijbel . Destemeer zal hij zijn voordeel hebben gedaan met wat de geleerde "clercken" vóór hem hadden gedicht.

Woord Van De Dag

phylarchos

Anderen Op Zoek