Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 21 juli 2025
In eene boerde, zóó plat-realistisch als die van den visscher van Parijs, wordt, wat de middeleeuwsche dichters huichelarij achtten in minzieke vrouwen, op onbarmhartige wijze bespot en de moraal der boerde van Heile van Berseele is samengevat in eene waarschuwing tegen den omgang met lichte vrouwen.
De boerde van de dartele koopmansvrouw met den "Oosterlinc" vangt aan met een paar spreukmatige regels, die in het daaropvolgend verhaal worden toegelicht: Tgoede wijf maect den goeden man Ende de goede man maect tgoede wijf. Aan het slot dezer boerde lezen wij dan ook: "Elc vrouwe neme hier exempel an."
Het ging van mond naar mond, 't appel-vleesch met het spoeg van Saartje. Jan, die nou wist dat-ie niks meer kreeg, bukte opnieuw over het open, stinkende gat, morrlend met schop in de modder die blazende bellen boerde. "Sou-die diep sijn?" vroeg Meijer. "Noú!.... Je sou d'r smerig in versuipe òf-ie!", schreeuwde Jan, modder opleeplend en prettig neerklukkend.
en wat daar meer volgt. Zoo ook in de "goede boerde" van de bagijn en haar minnaar die op een laken door den zolder komen vallen te midden der andere bewoonsters van het bagijnhof; alle bagijnen slaan de handen voor de oogen, maar meer dan eene gluurt door de vingers.
Dat de boerden vooral voor de burgerij bestemd waren zou men op zich zelf reeds vermoeden; dat vermoeden krijgt meer zekerheid door een aanvang als: "Alle swighet ende hoert," of: Ghi goede liede, hoort na mi! Selke boerde en hoerdi nie Als ic u hier sal vertellen. Maar ook sproken en andere ernstige stukken zullen zeker wel eens voor de mindergegoede standen zijn voorgedragen.
Zoo eindelijk ook in dat dartele stukje Dmeisken metten sconen vlechtken dat aan zijne naïeve zinnelijkheid zooveel verleidelijke bekoring paart dat de dichter of een later lezer er onder schreef: "Desen sproke doet mi al te sere verlanghen" . Vgl. Vad. Ged., ed. VERWIJS, X Goede Boerden, no. VIII: "ene boerde" en Mnl. Wdb. i.v. b.v. "die boerde van den Grale". Vgl. Mnl. Ged. Mus., I, 326.
Vgl. Goede Boerden, p. 11, vs. 4; KAUSLER, Denkmäler, III, 101; voorts: ald. III, 111, vs. 4-5; III, 186; Vad. Mus., I, 50, vs. 6-8; Belg. Mus., I, 326, vs. 12-17; 328, vs. 64-5; 336, vs. 354-5. Goede Boerden, bl. 1, 4, 19; Belg. Mus., III, 108-114; KAUSLER, Denkmäler, III, 165. In de boerde van Heile van Berseele behalve Antwerpen ook Gent en Brussel genoemd.
In den aanvang der boerde van de twee "clercken" en heer GOBERT wordt ons gezegd, dat men uit sommige gedichten "vroedschap en dwaasheid" te weten komt . Ook in andere boerden vinden wij dergelijke uitdrukkingen.
Slechts een paar malen verkeeren wij, zooals in de laatstgenoemde gevallen, in de huizen van rijke burgers. De koe staat dicht achter de woonkamer, ook in een burgerhuis; in de boerde "van de gestolen zijde spek" zijn wij op het land ten huize van een voormaligen boef, die zich bekeerd heeft en eene boerendochter getrouwd. Elders komen wij op het erf van een visscher, aan de oevers der Seine.
Zooals de brave ELEGAST vroeger tegen den schelmschen EGGHERIC VAN EGGHERMONDE! De dichter die ons met blijkbaar welgevallen de onbeschaamd-dartele boerde Van den tanden verhaalt, stelt ons zich zelven voor, op zijn paard Morele buiten Brussel rijdend.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek