Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 17 mei 2025


De kleine Lisette was intusschen tot een statige jonkvrouw opgegroeid; zij bezat de spreekwoordelijke schoonheid der molenaars-dochters in de ruimste mate, en kon met haar groote oogen, die zoo diep en blauw waren als het meer in het Derenbergsche bosch, iemand zóó aanzien, dat zij zijn hart won.

"Maar toen de zoon, door den vaderzegen gesterkt, opstond en zich wilde verwijderen, kwam Lisette te voorschijn, met bleeke wangen en roode oogen. En toch, die roodgeweende oogen vermogten meer dan hare stem, want zij drukten wanhopige smart uit; haar mond kon niets meer uitdrukken. Vast klemde zij zich om den hals haars minnaars. "'Lisette! gilde de jongeling in vertwijfeling.

Baron Frits liet den opgeheven arm zinken. "Weg met u!" en hij wees haar de deur; "gij moogt wel het allerminste de rust hier in het klaaghuis storen; ik zal u vinden." Zij stond op. "Erbarming, heer!" smeekte zij, "vergeef mij; ik ben een dom, ijdel ding, maar slecht ben ik niet och! mijnheer de baron, ik zou gaarne willen sterven, als ik Lisette weder in het leven kon terugroepen."

Men wijdde eenen dronk aan de vreugde des wederziens, en de jongeling vergat, dat hij een medaillon als trophée met zich voerde, hetwelk hij eenen officier, door zijne hand gesneuveld, ontnomen had. "Terwijl knielden zijn vader en Lisette neder, om voor Karel te bidden. "Hij trok met het zegevierende leger zijne geboorteplaats binnen, en wierp zich in de armen van zijnen vader en van zijne bruid.

Frederik Erving, de tegenwoordige eigenaar van den molen, de neef der schoone Lisette, had in haar een tweede moeder gevonden, want toen zijn ouders vroeg stierven, nam zij hem tot zich en voedde hem teeder en zorgvuldig op.

"Nu, wacht Lisette! Ik zal het Christiaan morgen vragen." Maar wie niet kwam, was Christiaan, en des middags bracht een jongen mij de boodschap, dat ik niet op hem moest wachten, want dat hij voor zijn heer op reis was gegaan, om een nieuw paard voor mevrouw de barones te halen. Lisette verkeerde in een onbeschrijfelijke onrust.

Hij had besloten, het met Hendrik te beproeven, en de oude man was inderdaad op zijne vragen aarzelend en verlegen begonnen te verhalen van baron Frits, die de schoone Lisette daar beneden in den molen zoo lief had gehad.

Mij ziet niemand uwer ooit weer denk niet te slecht over mij! Het gouden hart had ik omgehangen, dewijl mijne meesteres het mij bevolen had; zij zeide mij, dat het slechts eene grap met Lisette was. Sanna was er bij gij kunt het haar navragen. God moge het mij vergeven; ik heb zoo iets kwaads nooit willen doen. Franciska."

Het is mijn eigendom; ik laat het mij slechts ontnemen door hem, die het mij gegeven heeft; en nu, raak mij niet aan! Het is u zeker nog niet ontgaan, dat ik krabben kan." Zij trad terug en balde hare vuisten; toen draaide zij zich om en wilde heengaan. "Halt!" riep Lisette, en vatte haar weder bij den arm, "ik vraag u, in 's Hemels naam: Wie gaf u dat hart?"

Beneden in de huiskamer zaten ze ook nog en spraken over oude tijden; over de schoone Lisette en baron Frits; toen stond de kleine predikantsvrouw op, en zong met haar lieve stem een eenvoudig lied: Bij 't graf staat een linde en die welft er zich over; De vogels en 't windeken fluiten door 't loover, Er zit aan zijn voet of het feestavond was Een knaap met zijn liefje, in 't donzige gras; Het windeken waait er zoo koud en zoo pijnend, De vogels, die zingen zoo zacht en zoo kwijnend, En beide gelieven, zij worden dra stom, Zij weenen, en geen van de twee weet waarom!

Woord Van De Dag

vuistdreigend

Anderen Op Zoek