United States or Luxembourg ? Vote for the TOP Country of the Week !


Hunne namen klonken met sonore, Keltische klanken; hunne zielen waren nog meer van twijfel vervuld aan Wonder en Aventuur dan der tien eerste ridderen zielen, maar zij waren, wees des gewes, o lezer, valiante wiganten en onoverwinlijke lioenen en zij zouden Camelot en den Koning, Arture, en hunne zoete vrouwe, de koninginne Guenever, verdedigen, tot den lesten droppel bloede, die vloeide...

En toen zeide hij: Voorwaar, mijn lieve Lancelot, deze knape, die bloeit anders een roze gelijk, boven alle zijne gezellen van Tafel-Ronde, kwijnt den lesten tijd, als een gebrokene lelie.... Bij mijne trouwe, niet moeilijk is het te raden wat hem scheelt. Hij drijft rouwe, onze lieve Gwinebant, om liefdes wille, wees des ghewes! Gwinebant, is dat niet zoo?

Want in droefheid en ellenden Zal de mensch tot God zich wenden: Maar in weelde en voorspoed zat Zal hij wederom vergeten 's Heeren goedheid ongemeten, Wijkende van zijnen pad. Dat ons God dan proeft ten lesten, Dienet al tot onzen besten, Of men 't schoon zoo niet begrijpt: Zal de wijngaard vruchtbaar groeyen, Och! men moet hem wel besnoeyen, Eer zijn gulden vruchte rijpt.

Gedenk u des, Ysabele, gij gaaft mij de mouwe ten lesten tornooi...? Ik en vergat het nimmer, Gwinebant... Gij streedt en verwont te mijner eere... Ik dacht sedert steeds aan Ysabele... Ik dacht sedert steeds aan Gwinebant... Merlijn luisterde om een hoek: hij was nu héél oud en de maan zilverde in zijn baard. Ik droomde u, zei Ysabele. Ik droomde u ook! zei Gwinebant en lachte verbaasd.

Door hen te beschaven, en in gemeenschap met de blanken te brengen, zeg hy, zal men den haat en de jaloersheid uitdooven, die de verschillende Indiaansche volken verdeelen; men zal hen allen, ten langen lesten, tot een eenig volk zamen smelten. Men zal de vooroordeelen, die hun verblinden, doen verdwynen.

Door hen te beschaven, en in gemeenschap met de blanken te brengen, zeg hy, zal men den haat en de jaloersheid uitdooven, die de verschillende Indiaansche volken verdeelen; men zal hen allen, ten langen lesten, tot een eenig volk zamen smelten. Men zal de vooroordeelen, die hun verblinden, doen verdwynen.

Ten lesten, als de jonker zag, Dat hij niet hooger op en mag, Zoo keert hij weder naar het droog, Want hij zag tranen in haar oog; Maar straks, zoo loopt hij naar het strand En trekt haar naar het mulle zand; Hij legt haar op een hoogen duin En rolt dan van een steile kruin, Tot onder in het lage dal, En daar eens even weder mal: Hij zout haar in het gulle zand En strooit het stof aan alle kant; Hij laat niet af hoe dat zij wijkt, En dat zij nauw een mensch gelijkt.

Zaagt gij ooit Gwinebant, Ysabele? Ik zag hem eene male.... Tijdens het tornooi, lesten jare.... Ik gaf hem mijne mouwe, die hij vast hechtede aan zijn helm.... Sedert, sedert zag ik hem niet meer.... Nooit meer, Ysabele? Nooit meer? Ik en zag hem nooit meer, mijn oom, zeide Ysabele en glimlachte nu zacht en zij sprak niet van hare droomen.

Zoo kom ie in 't smeer Berend, en Jeuzefke, heur ie: de lesten zullen de ersten zin! Nog was de schriftuurlikke Berend zoo aan het denken, toen Janboer, die moar niet wist woar ie 't zuuken zou, de schuurdeur binnentrad.

Den Oceaan en past op vloeken noch op schelden, Zijn dreigementen dweers en mogen hier niet gelden; Na dat hij zevenmaal met 't woest getuimel vocht , Zijn voorhoofd heeft gebergd ten wolken in de locht, En weder zevenmaal gedaald is in de vesten Van't grondelooze diep, hem eindelijk ten lesten De vochtigheid verzwaart, ja alle hoop berooft, En in heur grimmigheid delft over hals en hoofd.