Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 14 juni 2025
O neen: ... in de goedertierenheid van Jezus Christus.» Voor J. C. die toch ook jegens Mevr. VAN DER KOUWEN en LEENTJE BEELOO zekere konsideratien heeft in acht te nemen, is 't een moeielyk geval. Maar dat is zyn zaak.
"Ja, Leentje!" antwoordde Ulrica, beschaamd de oogen nederslaande: "het was die groene bandelier: ik moet het u wel bekennen, omdat gij het zoo dadelijk raadt, en omdat ik het voel, dat mijn kleur mij verraden heeft. Ach! die bandelier herinnert mij een soortgelijken, dien ik, toen mijn neef.... weet gij, Leentje! die wees, die met mij opgevoed is.... die...."
Alleen de schepping van Stoffel staat eenigszins in verband met herinneringen aan een niet zeer beminden broeder en Leentje is historisch.
Gij zijt ontsteld! gij beeft! welke plotselinge schrik heeft u bevangen?" "'t Is niets, Leentje! 't is niets!" antwoordde Ulrica, stilstaande en op Magdalena's arm leunende: "'t gaat alweder over: 't was de benauwdheid: er was wat rook in mijn keel geslagen....." en zij berstte in tranen uit.
En daar zy 't ook niet wist, besloot hy "morgen eens weêr te probeeren. Misschien zou 't dan beter gaan." Dit vond Leentje ook. My wel, zei de moeder, maar denk er aan dat je me niet veraffrenteert voor jufvrouw Laps ... want ik heb gezeid dat je 't kon ... en de man is jarig woensdag over acht dagen ... dus veel tyd heb je niet.
Zijn goede Leentje dacht dat hij gek geworden was, raapte den hoed op, en vroeg wat hem scheelde? "Ik mot schippersknecht worden," riep hij, en zijne oogen rolden vreeselijk in zijn hoofd: "Schippersknecht, omdat ik menheer tweeëntwintig jaar trouw gediend heb! Met den zwabber hé...? Een mooi baantje!
Ik meen maar dat de mevrouw van hiernaast gezeid heeft... Gezegd, moeder. Ja, juist... hoorje, Leentje... je mot zeggen: gezegd. Onthou 't nou, en laat ik 't nou niet weêr hoeven te zeggen... en snuit je neus.
Wat blinken kon, blonk, en wat helder en schoon kon zijn, was niet vuil, maar bij de sneeuw af, zoo wit. En hier woonde nu Jochem Pels met zijn vrouw, die echter in den laatsten tijd wat sukkelde. Daarom was Jochem naar zijn zoon gegaan, en had hem gevraagd of Leentje, op een na het oudste van zijn kinderen, grootmoeder wat in het huishouden mocht helpen.
Men moet erkennen dat onze kleine ridder van de waarheid niet veel voldoening had van z'n eerste heldenfeit. Toen-i zich later beklaagde by Leentje, viel ook deze hem af, of althans niet onverdeeld by. Ja, zieje, Wouter, dat is nu zóó: de aardappelen, zieje, zyn ... niet heel goed meer. En dat komt, omdat we ... Mei hebben. Want, zieje, in Mei zyn de aardappelen altyd zoo slecht.
De kinderen zagen hen in de verte komen, en Leentje zei: «verlaat je mij niet, dan verlaat ik jou ook niet.« En Vogelbuit antwoordde: »nu niet, en nooit.« Toen zei Leentje: »word jij dan een kerk, dan zal ik de lichtkroon er in zijn.« Toen nu de drie knechten aankwamen was er niet anders te zien dan een kerk waarin een lichtkroon hing.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek