Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 11 oktober 2025


Laas! in al mijne zakken zijn gaten, en langs de gaten schaveelen dukaten, guldens en daalders, gelijk een legioen muizen die vluchten voor den klauw eener kat. Ik weet niet waarom het geld van mij niet houdt, ik houde nochtans zooveel van het geld.

Goddelooze reiziger, hij zal u straffen voor uwe lastertaal, antwoordde de pelgrim, terwijl hij woedend zijnen bochel schudde. Laas! zuchtte Uilenspiegel. En hij liet zich nedervallen aan den voet van een boom. De pelgrim staarde hem aan en zeide: De heilige Remaclus treft goed als hij slaat!

Willen wij samen avondmalen? Schoone pelgrim uit Vlaanderen, sprak zij, wat komt gij hier doen? Den paus spreken, antwoordde Uilenspiegel. Laas! sprak zij, den paus spreken! Ik, die hier vandaan ben, heb het nog nooit gekunnen. Ik zal het kunnen, sprak Uilenspiegel. Maar, sprak zij, weet gij waar hij gaat, hoe hij is, en kent gij zijne levenswijze?

Onbeschaamd, listiglijk en onbermhertig zag hij haar aan: Zeg mij het Onze-vader in Vlaamsche tale; men heeft het mij geleerd, laas! ik heb het vergeten. De arme vrouw zegde een Vader-ons, doch tamelijk vlug, maar hij dwong haar telkens tot langzamer spreken. En aldus noodzaakte hij heur het tot tienmaal toe te zeggen, aan haar, die op dit uur aan andere gebeden dacht.

Laas, zeide Lamme, zullen wij in deze droeve landen nooit van anders hooren dan van verbrandingen, verhangingen, verdrinkingen en andere uitroeiingen van 't arme menschdom? Wanneer zal de gezegende vrede komen, om rustig patrijzen te braden, kiekens te stoven en, te midden van de eieren, de pensen te doen sissen in de braadpan? Ik eet liever de zwarte; de witte zijn wat vet.

Met uw straffende hand en drukt ons niet altoos, Gij kent onz' zwakheid teêr, en onz' nature broos, Wij zijn toch aarde en stof, wij hebben niet te roemen, Wij zijn niet anders dan vergankelijke bloemen; Als gij het stralig licht uws aanschijns van ons wendt, Zoo zijn wij arm en zwak, vol kommer en ellend'. Ziet, hoe ons Gozen, laas! van droefheid overvloeit , Hoe ons Farao heeft geketent en geboeid , Wij zijn 't rookende vlas, wij zijn 't gekrookte riet, Een ander eenen vloek, ons zelven een verdriet!

Waar is uwe arme moeder? Zit zij ook in het Steen? Laas! als zij hem maar niet levend verbranden! Uilenspiegel liep nog harder. Hij kwam Nele tegen, die hem zegde: Thijl, ga niet naar huis: die van de stad hebben er een bewaker gesteld van wege den keizer. Uilenspiegel bleef staan. Nele, sprak hij, is 't waar dat zij Klaas, mijn vader in 't gevang hebben gestoken?

Uilenspiegel stond recht en zeide op erbarmelijken toon; Goede heeren, weigert geen oortje aan een armen werkman, die laatst in eene steengroef gevallen is en zich de ribben brak. Ze zijn hardvochtig in deze streek en ze hebben mij niets gegeven, om mijn ellende te lenigen. Laas! geeft mij een oortje en ik zal voor u bidden. En God zal uwe bermhertigheid hier op de aarde met vreugde beloonen.

Den vooravond had men van de pui van 't gemeentehuis uitgeroepen dat Mevrouw, echtgenoote van keizer Karel, zwanger was en dat er gebeden voor hare aanstaande verlossing moesten worden opgezegd. Gansch huiverend kwam Katelijne bij Klaas binnen. Wat scheelt er? vroeg de kooldrager. Laas! sprak zij met hijgenden boezem. Dezen nacht zag ik spoken, die menschen maaiden gelijk de hooiers het gras.

Deugniet, riep Lamme, den weerd bij de keel grijpend, deugniet, waar is mijne vrouw? Wat hebt gij gedaan met mijne vrouw? Driftige kerel, zeide de baas, uwe vrouw? Welke vrouw? Gij zijt hier alleen gekomen. Ik weet niet wat ge vertelt. Ha! hij weet het niet, hij weet het niet, sprak Lamme, die opnieuw al de hoeken en kanten der kamer afzocht. Laas!

Woord Van De Dag

arasbesken

Anderen Op Zoek