Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 11 oktober 2025


Mijn broeder Michielken is onder hen. Laas! laat mij het U zeggen: gij zijt mannen, gij zult hem wreken. Een eerlooze, ontuchtige vuilbaard, Pieter de Roose, bevlekker van kinderen en verleider van meidekens, is de oorzaak van al het kwaad.

Juist als hij voorbij hem kwam, kon hij hem van dichtbij zien, en, luide sprekend lijk de menschen die in alleenigheid leven, hooren zeggen: Waar mogen die karolussen steken? Waar de duivel ze gevonden heeft, antwoordde Uilenspiegel, en meteen gaf hij hem een vuistslag in 't gezicht. Laas! sprak de vischverkooper, ik herken u, gij zijt de zoon, heb medelijden, ik ben oud en krachteloos!

Waar is de balsem? Ha, in de weitasch, onder de worsten. ... Uilenspiegel, hoort gij mij niet? Laas, ik heb geen warm water om uwe wonden te wasschen, en er is geen middel om er te krijgen. Maar ik haal water uit de Samber. Spreek toch, mijn vriend. Gij zijt toch zóó erg niet gekwetst? Hier, een weinig koud water, niet waar? Ha, hij wordt wakker. Ik ben het, uw vriend; ze zijn allemaal dood.

Laas! zeide Lamme, zij ook speelde op de vedel en zong. Kent gij de andere tijding? vervolgde Uilenspiegel. Neen, mijn zoon, antwoordde Lamme. Uilenspiegel antwoordde: Bevel is ons gegeven, met onze booten de Schelde op te varen tot vóór Antwerpen, om daar vijandelijke schepen te kapen of te verbranden. Maar geen kwartier aan de mannen! Wat denkt gij daarvan, dikzak?

Wij offeren ons leed, ons tranen aan de voeten Van 's konings Majesteit, om onzen druk te boeten, Met ons verscheurde kleed, en ons verbleekt gelaat, Waar uit gij leest wat in ons hart geschreven staat: Ons droeve klachten, laas! zijn hoogheid niet en belgen, Den Hemel zal op 't lest ons 't eenemaal verdelgen.

Eensklaps barstte de zwarte wolk, en de hagelsteenen vielen en sloegen geducht op Uilenspiegel's rug. Laas, sprak hij, ik voel het wel, 't is alleen naar dwalende honden dat men steenen smijt. Toen zette hij het op een loopen. 't Is mijne schuld niet, vervolgde hij, als ik geen paleis of zelfs geen tent heb om mijn schraal lichaam te beschutten.

Hem ontwarend, riep zij: Thijl, mijn vriend Thijl, zijt ge niet gewond? Uilenspiegel zong: "Leven" steekt op mijn vendel uit, Leven in 't licht der rede. Lederen is mijn eerste huid, Stalen is mijn tweede. Laas! zeide Lamme, trekkebeenend: de kogels, granaten, kettingkogels regenen rondom hem, en hij voelt er niets van dan den wind.

Uilenspiegel schoot ook den zoon van den markies Delmares van zijn peerd. De acht vendels en de drie kornetten werden verslagen. Na die zegepraal zocht Uilenspiegel naar Lamme, in het kamp en in 't ronde, maar hij vond hem niet. Laas! sprak hij, hij is weg, mijn vriend Lamme, mijn dikke vriend.

Kom, Lamme, kom; laat ons steenen smijten in haar net. Laas! sprak Lamme, om levend verbrand te worden! Kom naar Groenendaal, mijn beste vriend, kom naar Groenendaal; daar is een schoon klooster, waar de Hertogelijke Spin den God van vrede bidt, dat Hij heur werk zou laten volvoeren, dat Hij haar als eene raaf in rot vleesch late wroeten.

Laas! sprak Lamme, ik word het wel gewaar: wij dwalen rond tusschen rad, galg en brandstapel, stervend van honger, stikkend van dorst, zonder hoop ergens ruste te vinden. 't Is maar een begin, antwoordde Uilenspiegel.

Woord Van De Dag

arasbesken

Anderen Op Zoek