Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 12 mei 2025
Nu waren Marius en het echtpaar Jondrette alleen in het huis, waarschijnlijk ook de mannen, die Marius in de schemering achter de deur der onbewoonde kamer had gezien. Marius oordeelde dat het oogenblik gekomen was, om zich weder op zijn observatorium te begeven. In een oogwenk, en met de vlugheid der jeugd, was hij voor de opening in den wand. Hij zag er door.
Bij dit bezoek der armen, waarbij Cosette dikwerf Jean Valjean vergezelde, hervonden zij eenige overblijfselen hunner vorige verrukking; vaak, wanneer het een goede dag was geweest, wanneer veel nood gelenigd was, en vele kleine kinderen verkwikt en verwarmd waren, was Cosette des avonds eenigszins vroolijk. 't Was in dezen tijd, dat zij Jondrette in zijn armoedig verblijf bezochten.
Maar Jondrette en zijn lieden zouden hem op de wacht zien staan, de plaats was eenzaam, zij zouden sterker dan hij zijn, zij zouden middelen vinden hem te vatten of te verwijderen, en degeen, dien Marius wilde redden, zou verloren zijn. Het was één uur geslagen; te zes uren moest de aanslag volbracht worden. Marius had nog vijf uren voor zich. Er was slechts één zaak te doen.
Jondrette opende een kast bij den schoorsteen, en nam er een oude pet uit, die hij opzette, na hem met zijn mouw afgeveegd te hebben. "Nu ga ik uit," zeide hij. "Ik moet nog lieden spreken... goede. Ge zult zien, hoe goed het gaat. Ik zal niet lang uitblijven; 't zal een mooie slag zijn; blijf gij te huis."
Hij merkte de verwisseling niet op, en Magnon zeide: "Wat gelijken ze sprekend op u, mijnheer!" Thénardier, voor wien veranderingen gemakkelijk waren, maakte van deze gelegenheid gebruik om Jondrette te worden. Zijn twee dochters en Gavroche hadden nauwelijks den tijd gehad op te merken, dat zij twee broertjes hadden.
De oudste dochter van Jondrette was achter de deur gegaan en zag met somberen blik naar den fluweelen hoed, den zijden mantel en het bekoorlijk, gelukkig gelaat. Het was zoo donker in het vertrek, dat degenen, die van buiten kwamen, aanvankelijk in een kelder meenden te gaan.
Gij zijt een moordenaar! Ik heb u gezien, Thénardier Jondrette, in het vervallen huis op den boulevard de l'Hopital. Ik weet genoeg van u om u naar het bagno te zenden, en zelfs verder, zoo ik wilde. Ziedaar hebt ge duizend francs, spitsboef die ge zijt." En hij wierp Thénardier een bankbiljet van duizend francs toe. "Ha!
"Hoe laat is het?" "Omtrent zes uren. Op St. Medard heeft het halfuur geslagen." "Duivels," zei Jondrette. "De meisjes moeten op de wacht. Komt hier, kinderen; luistert." Er werd gefluisterd. Wederom verhief zich de stem van Jondrette. "Is vrouw Burgon uitgegaan?" "Ja," zei de moeder. "Zijt ge zeker, dat er niemand in de kamer van onzen buurman is?"
Jondrette tastte in zijn zak en gaf haar een vijffrancstuk. "Wat is dat?" riep zij verwonderd. Jondrette antwoordde deftig: "'t Is de monarch, dien de buurman van ochtend gegeven heeft." Na eene poos hernam hij: "Er zijn twee stoelen noodig." "Waarom?" "Om op te zitten."
"Zoo ge mijn schilderij niet koopt, waarde weldoener," zei Jondrette, "zie ik geen uitkomst en blijft mij niets over dan in het water te springen. Ik wilde mijn dochters kartonwerken laten leeren.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek