Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 12 juni 2025
De gedurende den geheelen dag gevallen sneeuw was zoo dik, dat men de huurkoets niet had hooren naderen en haar nu evenmin hoorde wegrijden. Intusschen had mijnheer Leblanc op den stoel plaats genomen. Jondrette had zich op dien tegenover hem gezet.
"Nu wat?" hernam de vrouw, "de jonge dame?" Marius kon niet twijfelen, 't was inderdaad van haar, dat men sprak. Met gloeienden angst luisterde hij. Zijn geheel leven lag in zijn ooren. Jondrette had zich voorover gebogen en zeer zacht met zijn vrouw gesproken. Toen richtte hij zich weder op en zeide luid: "Deze is 't!" "Die?" hernam de vrouw. "Ja, zij!" herhaalde de man.
Een oogenblik daarna hoorde Marius het gerucht der bloote voeten van de beide meisjes in de gang, en de stem van Jondrette die haar toeriep: "Past nauwkeurig op! de eene naar den kant der barrière; de andere bij den hoek der straat Petit-Banquier. Verlies geen minuut de deur van het huis uit het oog, en keer, zoo hard ge loopen kunt, terug, zoo ge iets ziet!
De vier mannen verroerden zich niet en schenen hem zelfs niet te zien; Jondrette begon weder op klagenden toon te spreken, en met zulk een verwilderd oog en erbarmelijke stem, dat de heer Leblanc kon meenen, dat degene dien hij voor zich had, van ellende krankzinnig was geworden.
Nu zag hij alles duidelijk. Hij begreep, dat zijn buurman Jondrette in zijn nood er een bedrijf van maakte, op de weldadigheid van menschlievende personen te werken, dat hij zich hun adressen bezorgde, en dat hij onder verdichte namen aan lieden, die hij rijk en mededeelzaam geloofde, brieven schreef, welke zijn dochters voor eigen kosten en gevaar bezorgden; want deze vader waagde zijn dochters; hij dobbelde met het lot en zette haar op 't spel.
Het begon donker te worden, de sneeuw, die een oogenblik had opgehouden, begon weder te vallen. Marius verschool zich om den hoek der straat Petit-Banquier, die eenzaam als altijd was, en volgde Jondrette niet.
Overigens hoopte hij, dat door deze geweldige ontmoeting van Jondrette en den heer Leblanc eenig licht zou ontstaan omtrent alles wat hij wenschte te weten. Nauwelijks zat de heer Leblanc of hij wendde de oogen naar de ledige kribben. "Hoe gaat het met de kleine gewonde?" vroeg hij. "Slecht," antwoordde Jondrette treurig, met verplichtenden glimlach, "zeer slecht, mijn waarde heer.
De armste dergenen, die het oude huis bewoonden, was een gezin van vier personen, vader, moeder, en twee bijna volwassen dochters, allen in dezelfde kamer gehuisvest, in een dier cellen, waarvan wij reeds gesproken hebben. Dit gezin vertoonde bij den eersten aanblik niets bijzonders dan de uiterste armoede. De vader had, toen hij de kamer huurde, gezegd, dat hij Jondrette heette.
"'t Is..." zei Jondrette; maar hij voleindde den zin niet. Marius hoorde hem iets zwaars op de tafel leggen, waarschijnlijk den beitel dien hij gekocht had. "Wel," hernam Jondrette, "is hier gegeten?" "Ja," zei de moeder, "drie groote aardappelen met zout. Wijl ik vuur had, heb ik ze gekookt." "Goed," hernam Jondrette, "morgen zullen wij anders eten. Een eendvogel en wat er bij behoort.
't Was goed, dat Jondrette deze vraag gedaan had, want juist kwam de heer Leblanc naar hem toe en sprak tot hem, op den toon van iemand, die een naam zoekt: "Ik zie dat ge wel zeer te beklagen zijt, mijnheer..." "Fabantou," antwoordde Jondrette haastig. "Mijnheer Fabantou! juist. Nu herinner ik mij." "Dramatisch artist, mijnheer, indertijd zeer toegejuicht."
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek