Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 14 juni 2025
Arg had ie noar de kloare gerooken, en zoo roar had ie geparlechant, dat Deine-Meu lang most wachten eer ze verstong dat Dissel noar d'Oost wou, um op 'en tabaksplantoazie zoo as ze 't nuumden, warkzoam te wêzen. Teunis had van Doris Janssen geheurd, dat die in d'Oost 'en lêven as 'en prins had.
Nu mijnheer de Redactie, eindig ik deze, Koendert en ikke we gaan naar mijn zuster en zwager Janssen in Doesborgh lozeeren, dus, of ik gauw weer zal kunnen schrijven weet ik niet, maar als ik nu den volgenden keer eens over een andere dame spreek, dan zal ik van onze goede mevrouw, ook nog wel een woordje zeggen zoo af en toe, want over HEd. ben ik nooit uitgepraat.
Geen tien minuten later ligt er een hagelwit, ofschoon wel wat krap laken door nicht Janssen zelve over de tafel gespreid. De huisvrouw heeft de diepe borden al tellend: da's nêf, da's nicht, da's Janssen en da's ikke, er mede op nedergezet; naast ieder bord links: 'en vurk, rechts: 'en lêpel.
"Neen, heusch niet, ik zou bepaald de hoogte krijgen. Merci, merci!" "Wát merci!" roept Janssen, en schenkt in; en de neef drinkt het glas uit, en krijgt niet de hoogte. Wat de rijstenbrij betreft, ze moest en zou geproefd worden. Nicht, Janssen verlangde, in alle nederigheid, toch een goedkeurend woord voor haar nagerecht, en geen wonder ze had er drie pinten vet van room aan ten koste gelegd.
"A ja, ik informeerrrde," klonk het antwoord, terwijl de spreker een gezicht zette alsof hij den naam uit het vloerkleed wilde halen: "Een vóórnaam, luitenant! een vóórnaam, weet u, met sen er achter. A juist, Janssen! om u te dienen." "Alleen?" "Dat is te zeggen, ik geloof ja luitenant! behalve een meid van den boekverkooper, 'en preutsch ding, om u te dienen!" "Zwijg!
Welnu, de cicerone, die Janssen morgen zal geleiden, moet hem ook naar de zee vergezellen. "Ziet u, eerst 't museum; daarna 't paleis; dán Scheveningen, u zoudt er kunnen eten, desnoods; dán weerom; het kanaal; 't bosch; de oranjezaal; enfin, dan is u 's avonds weer thuis, kunt rustig uitslapen en den volgenden morgen met frisschen moed per eersten trein naar Delft!"
Janssen die maar gedurig bleef verklaren dat hij van geen fratsen en van geen noojen hield, liet intusschen evenals zijn wederhelft, geen stil oogenblik voorbijgaan, zonder zijn gasten tot toetasten te dringen, en wierp nu eens den neef eenige sneden ham op 't bord, en drong dan weder zijn nicht die heusch genoeg had om eenige dobbelsteenen vleesch naar zich toe te halen, met de vergunning: "A'j 't niet lust, loat moar liggen!"
Dit laatste stemt Janssen volmondig toe; terzelfder tijd dat mevrouw Van Middelnesse aan hare nicht verzekert: Ja wel, dat de koning er precies zoo uitziet, precies als op de guldens en rijksdaalders.
Toon Janssen klemt de vingers krampachtig om de duimen, zijn oogen gloren somber van verzwegen wrok, nu hij daar dien hatelijken Jean Malot ontdekt, wiens hand de gloeiende lakdruppels op het naakte lijf van zijn ongelukkigen jongen liet inbranden. Zwaar stapt hij naast Antonie Hantelman voort, wiens jongen op dezelfde onmenschelijke wijze mishandeld werd.
Vrouw Janssen had ook wel gebeden, maar zij was een weinig afgedwaald: manke Heintje was toch gesturven; ze dacht er over, wanneer de begroafenis zou wêzen; of er op 't arfhuus ook wat van heur goajing zou zin, en zoo almeer, totdat ze eindelijk bedacht, dat de goede God haar ook wel eens had kunnen oproepen en, "hoe ellendig Peter dan met de kienders zou zin blieven zitten," en er kwam een traan in haar oog, en ze was innig dankbaar dat zij nog was gespaard gebleven, en ze zei zacht tot den Vader in den Hemel: "Ik dank U goede en groote God, amen."
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek