United States or Belarus ? Vote for the TOP Country of the Week !


Nu mijnheer de Redactie, eindig ik deze, Koendert en ikke we gaan naar mijn zuster en zwager Janssen in Doesborgh lozeeren, dus, of ik gauw weer zal kunnen schrijven weet ik niet, maar als ik nu den volgenden keer eens over een andere dame spreek, dan zal ik van onze goede mevrouw, ook nog wel een woordje zeggen zoo af en toe, want over HEd. ben ik nooit uitgepraat.

O! in 't minst niet! De artist kwam wat dichterbij, met een uitdrukking op zijn gezicht, alsof hij in meneer Drogers een clown zag, die hem amuseerde. Dèn zie ik iets in de oogen daerentegen, dèt me niet bevèlt. Muller hèd heel licht blauwe oogen, die herken ik hier volstrekt niet, 't lijkt net een blindemèn. En dèn, om je de waerheid te zeggen, z'n neus, die wès énders.

De philoloog bewoog zijn hoofd naar links en rechts, bekeek den neus van den zaligen dichter aan alle kanten en zei: Wonderlijk! 't is Muller's neus wèl en toch is 't z'n neus niet! Wèt er èn schort, zou ik niet kunnen zeggen, wènt ik ben geen modelleur-èrtist of beeldhouwer; 'k ben mèr 'n gewoon sterveling ... , ... mèr ... Muller hèd 'n kèrèkteristieke neus en dit is 'n bènéle neus.

Nu is Moeder niet thuis; zit bij een ziek zusje van ons. Moeder is onze Vriendin o zoo dankbaar voor hetgeen HEd. ons deed vinden. "Ik verlang zoo Mevrouw Van Kol te ontmoeten om haar te bedanken, dat zij jullie harten heeft geopend. Zij is niet van ons geloof, maar wat doet het er toe, haar God is onze God, ons aller God".

Dienaresse, GRIETJE SLUIMER, geb. Mispel. Arnhem, 22 Oct. 1856. Sluimer volgaarne, doch verzoekt HEd. vriendelijk zoo HEd. later weer mocht schrijven, iets meer op taal en spelling te letten, dewijl de correctie al te veel tijd vordert. Enkele fouten liet zij onverbeterd. Het laatste gedeelte van den brief was bijna onleesbaar. Mijnheer de uitgever van het Dames-Weekblad!

"Kom," vezelde hij, "lot ons neerzetten, en vertelt is, wor ge die geploekken hed." Hij zette zich neer in 't afgemaaide gers en lei den ruiker open op zijn schoot.

Uit de hand, mijnheer, werkte mevrouw op satijn, heele landschappen en figuren en binnenkamers met gekleurde zijde, zoo maar gladweg naar zwarte platen of levende bloemen, 't was meesterachtig en HEd. heeft mij toch dikwijls gezegd als ik er over uit was, dat zij alleen in haar jeugd een weinigje teekenen had geleerd en dit was begonnen eerst gebrekkig, maar allengs beter.

Toen werd Grietje van Buren verkoren om al de panden te doen lossen, en werden de bloedkoralen armbanden en de bloedkoralen speld van Mietje Dekker, met en benevens het tissuutje van Keetje de Riet, en een "lodereindoosje" van haarzelve, en een vingerling van de oude juffrouw De Groot, en een pennemes van den ondermeester De Riet, en een ménagère van Bartje Blom, en een horlogesleutel van den kastemaker Opper, en een huissleutel van den klerk Hupstra, en een beurs van mijzelven, en al wat verder ter tafel was gebracht, in HEd. maagdelijken schoot geworpen; daarover werd een zakdoek gespreid, en nu begon het roepen van: wat zal diegene doen, van wien ik dit pand in de hand heb?

Ach, man kliere zen lak loed; zeven uren in den rege! héjéjéjé!" Zij ging zich herkleeden, en kwam terug in heur swerkendagsche kleeren. "En lot nij is zien, wat da' g' hed meegebroecht," zei Pallieter. Zij haalde haar eemerken, knoopte den natten zakdoek er van los, en haalde er, al maar door pratend, een glazen bol uit, waarbinnen het beeldje van O.L. Vrouw stond.

Daar hield Pallieter stil, en aan den voet van den wagen werden er nog eerst twee flesschen ouden wijn gedronken. "G' hed e schoe weer," zei Fransoo, "'t is lak 'n zalf deze rege." En Charlot vermaande Pallieter: "Doed oeve frak toch aan, oe hem is al zoe nat as mest."