Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 2 juni 2025


Zij, niet luistrend, keek naar de ruitjes van 't venster. Toen, terwijl-ie 'n eind verder was en mal droog had gelezen: "Mijn hemel, genadige gravin, wilt ge ondanks aller tegenwerpingen uw voornemen toch ten uitvoer brengen"..., hoestte ze droog, vroeg onrustig: "...Wat doene ze naastan?" "Waar?", zei hij, verwonderd dat ze niet luisterde. "Naastan waar ze bouwe."

Uyttenbogaert, schoon deze 't anders meende, weet gij, in zijn preek van laatstleden Zondag, toen hij zeide.... ja wat zeide hij ook?.... In die schoone leerrede, toen.... wat duivel zeide hij toch?".... Hier richtte de goede Ritmeester zich op in den zadel, nam den hoed af en hield dien tusschen duim en wijsvinger, terwijl hij met de andere hand zich het achterhoofd wreef, zette vervolgens den hoed weder op, bracht de hand voorwaarts, rolde zich den knevel om den wijsvinger, hoestte, hemde en mompelde eenige reizen achtereen: "ja, wat duivel zeide hij toch?"

Aldus verstreek ruim een uur. De waardige herbergier had ten minste driemaal de courant gelezen, van den datum af tot den naam van den drukker toe. De vreemdeling verroerde zich niet. Thénardier bewoog zich, hoestte, spuwde, snoot den neus, schraapte met zijn keel. Geen beweging van den man. Slaapt hij? dacht Thénardier. De man sliep niet, maar niets kon hem uit zijn gepeins wekken.

Het glas knapte af van den steel, viel op tafel, brak daar opnieuw, in een plas van wijn. Er was een algemeene beweging, een soort paniek. Men riep "Ho! ho!" en "sst! sst!", men hoestte, men stond op. Velen wilden wat zeggen. De oude De Boogh schreeuwde, schetterende, nijdige woorden; dat het een schande was, en zoo.... Mevrouw Holman, zelf ontdaan, trachtte hem te kalmeeren.

En aan den overkant, vlak er op, woonden de vele gezinnen in die slechte huizen, waar weer verdieping op verdieping als gestampt op elkaar drukten. Op het bovenportaal blafte 'n hoest ons al tegen; daar moesten we dan zijn. 'n Groote donkere Jodenvrouw, met stekend-zwarte koortsoogen, leunde over de tafel en hoestte haar aanval uit, eer ze ons hijgend te woord kon staan.

Is Wilkens er nog niet? Dienaar, jongeheer Eugène, antwoordde de boekhouder. Neen, jongeheer Eugène, Wilkens is er nog niet. Misschien met stalen uit? Dit is de jongeheer Pieterse. Zoo? Wouter hoestte. Hy moet maar wachten tot Pompile komt ... of Wilkens. Wouter knikte, altyd doorhoestend, dat-i met het grootste geduld wachten zou op m'nheer Pompile of m'nheer Wilkens.

Jozefs oogen werden warm, Marie hoestte en keek vóor zich uit met de bedeesdheid der wangen. Is ie heel zoet geweest deze keer? vroeg Jozef terwijl hij gauw hevig keek naar Marie en daarna Felix bij zijn kinnetje pakte en hem aanzag met elders denkende oogen. O ja, meneer, andwoordde Marie, ook schuin naar Felix ziende, heel zoet, is 't niet, Fik?

Stomp-hijgend, lippen die koortsig mumden, slikte de zieke en opnieuw hoestte hij rauw, wringend 't lijf uit het dek, de oogen beloopen, den mond als een smartgeul in 't schuim en de kwijlige klodders van den baard. De bedstee stond in schemer.

De behangers hadden een bankje laten staan, dicht bij 't linksche raam; daar gingen ze even zitten, pratend aanvankelijk over 't uitzicht dat je er had.... Het bankje was van ruw hout en wat wankelig.... Toch bleven ze daar zitten, over het uur, totdat de schemering in de kamer bijna duisternis geworden was.... Ze praatten..., maar 't was geen geregeld gesprek.... Hij zei maar enkele woorden, nu en dan, en hoestte telkens om die heeschheid-van-ontroering weg te krijgen; zij vertelde....

Want toen ik den vorigen keer bij Koremans was, had ik al gemerkt dat ze erg hoestte, en nog kaduker was dan gewoonlijk. Ze was 'n beetje mank ook, maar ze had altijd braaf gewerkt.... O, bij Koremans z'n ouders al! En daarom vroeg ik waar ze was. "Ze is op 'r bed," zei Lies, "en ik begrijp niet wat je hebt uittestaan met dat ouwe mensch. Kom dans maar!"

Woord Van De Dag

verheerlijking

Anderen Op Zoek