Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 24 oktober 2025
Gij zijt er met uw' neuze en met uw tonge al ingegaan; gij hebt eraan geroken en van alles aan gedaan, daarom, daarin, daarover, op uw' vlerken alle twee: ik wonder hoe die blomme u laat geworden, zoo ter lee ! Och, ware ik in heur' plaatse, ik hiet u varen, en ik sloot zoo seffens al dat werk, al dat geruchte uit mijnen schoot, en 'k...: „Rap, uit mijnen weg en uit mijn zunne, dat ik zie: houdt op, en laat mij werken, of ik strale u!” zei de bie.
Uilenspiegel bezag den bottelier, hiet hem Jan Papzak, om den wille van zijn dikken buik en ging voort met blazen op zijn doedelzak. De bottelier liep op hem toe en dreigde hem met de vuist; maar Bibulus Snuffius vloog op hem af en beet Papzak in het been; van schrik viel de bottelier op den grond en schreeuwde om hulp.
Maar drokker maak jij 't dan je plag; 'k Hoor alle week, 'k hoor ieder dag 't Wilhelmus nou trompetten. De schipper. Wel, Oudjen! 't hartig lied Is niet Voor luije Jan geschreven; Maar zeg eens of je in jou gebied Ons nou van harte welkom hiet, Wat offer moet ik geven? Neptunus. Wat offer? Troe, toe, troe Brr, oe! Zoo doop ik al mijn hachjens. Amerika! spuit harder toe; Europe! ben je nou al moê?
Kwam 'k nou bij geloofsgenoote 'k ben atheïst en beweert dusdanig dat alles uit de Natuur voorkomt en wij afstammelinge benne van de arraroetangs; da's me leer en gaan 'k niet af ook zie je, bij geloofsgenoote miek 'k dan wel 's goeie zake. Maar voor de tweede keer ben ze niet thuis, en hiet 't: daar hei je die vervelende vent weer.
En de schoolmeester hiet hem Titus Bibulus Snuffius: Titus in memorie van zekeren goeden Romeinschen keizer, dewelke dwalende honden placht op te nemen; Bibulus, omdat de hond eene dronkemansliefde voor kuite en bruinbier had, en Snuffius omdat hij steeds met den snoet in rattenholen en mollenritten aan 't snuffelen was.
O, edel ridder, eest dan trouwe, Minen name doe ic u weten: Sanderijn ben ic gheheten, Ende mijn vader hiet Robberecht, Ende was een wael geboren sciltknecht, Ende diende metten coninc van Averne. Scone maghet, dat hooric gerne, Dat ghi van wapene gheboren sijt.
En ziedaar de oplossing: de psychologische en religieuze noodzakelijkheid van de biecht voor Beatrijs, èn een biechtvader, die het zóó weet te plooien, dat hij, zonder het biechtgeheim te schenden, toch der wereld de troostende en stichtende wetenschap van het mirakel schenken kan. Haer moeder hiet Beatrijs.
Waarom knijpt de haan zijn oogen toe, als hij kraait? Wie heeft de eer, den koning bij den neus te vatten? Wie steekt er 's morgens het eerst zijn neus in de kerk? Hoe hiet Mozes, toen hij klein was? Wie zit tot over de ooren in de schuld? Eindelijk, tot de letterraadsels behooren: 61. Wat staat er midden in den hemel? Zoo ook: 62.
Kijk! het zakkie dubbeltjes durf ik op hem resikeeren; en het past mijn en mijns gelijken niet om meer te doen; maar hou jij gerust de rest: 't zei je geen schaê doen; zoowaar ik Krijn Jaspersz hiet." "Ik wil het best gelooven," zeide ik: "maar in zoodanige gevallen ga ik niet op goed geloof af, en dat zult gij mij niet kwalijk nemen.
O! mijne heeren, een dropje slechts, ik brand in het vuur! Hans, ik weet waar hazelaars groeien, maar gij moet wachten tot in den voortijd. Zwijg, ellendige, zei Joost Damman, ik ken u niet. Hilbert hebt gij genomen voor mij: hij is 't die boven bij u kwam. En, met uw helschen geest, hiet gij hem Hans.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek