Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 19 mei 2025


Kijk, zeide Uilenspiegel tot Lamme, kijk naar dit huisje, dat heel van hout is gemaakt, met schoone, gebeitelde vensteren, waar kleine ruitjes in steken; kijk naar die gele gordijntjes en die roode lanteerne. Daar, mijn vriend, achter vier tonnen bruinbier, uitzet, dobbele kuite en Spaanschen wijn, troont een schoone bazinne van over de vijftig.

En de schoolmeester hiet hem Titus Bibulus Snuffius: Titus in memorie van zekeren goeden Romeinschen keizer, dewelke dwalende honden placht op te nemen; Bibulus, omdat de hond eene dronkemansliefde voor kuite en bruinbier had, en Snuffius omdat hij steeds met den snoet in rattenholen en mollenritten aan 't snuffelen was.

Laas! niets heb ik nog: noch liefde der vrouw, noch goeden wijn, noch dobbel bruinbier, noch lekkere spijzen. Waar is hier onze vreugde? Ik ga het u zeggen, Lamme, antwoordde Uilenspiegel. Oog om oog, tand om tand: te Parijs hebben ze, in den Bartholomeusnacht, tienduizend vrije herten gedood in de stad alleen; de koning zelf schoot naar zijn volk!

Wij hebben dorst, niettegenstaande het water, dat valt; waarom bleven wij niet bij een zelfde ambacht? Zij, die meester aanveerd zijn, hebben heele tonnen bruinbier in hunne kelders.

Niemand spreekt tot hem en elkeen schuwt hem, zoodat hij genoodzaakt is bij de arme lieden uit den Rooden Valk te gaan, om zijn kapperken bruinbier in eenzaamheid te drinken. 't Is een groote straffe. De assche klopt! sprak nogmaals Uilenspiegel.

Nele, sprak Uilenspiegel, ik ben een man, dat is waar, maar gemeen ben ik niet, want onze adellijke familie, eene schepenfamilie, voert drie zilveren pinten in een veld van bruinbier. Nele, is 't waar, dat men, in Vlaanderenland, kaaksmeten maait als men kussen zaait? Ik spreek u niet aan, zegde zij. Waarom doet ge dan uw mondje open om het mij te zeggen? Ik ben kwaad, sprak zij.

Zoo, antwoordde de meester, maar ik heb nog een tweede gewoonte, dat is van mijne onbeschaamde gasten op straat te smijten, met toelating de eerste week boven den grond, en de tweede onder den grond door te brengen. In uwen kelder, baas, bij de tonnen bruinbier?

Laas! is het niet wreed en onrechtveerdig voor eene vrouw, zich op een onschuldigen jongen als ik te wreken, omdat zij niet schoon genoeg is om aan eenen man te geraken? En treurig stapte ik naar het kaberdoesken, dat gij mij gewezen hadt, om met bruinbier mijnen schrik af te drinken. Maar ik was nogmaals bedrogen, want als ik binnenkwam, zag ik man en vrouw bezig met vechten.

Hesp, sprak hij, is heerlijk eten; bruinbier, hemelsche drank, hamelbout, goddelijk vleesch; een gevulde pastei doet de tong van genoegen trillen; een geurige salade is een vorstelijke spijs. Doch zalig is hij, die uwe schoonheid tot nagerecht krijgt. Hoor hem eens bezig. Toe, eet, ondeugende jongen! Uilenspiegel antwoordde: Zou ik niet liever beginnen met de dankzegging? Neen, sprak zij.

Ik vroeg, dat zij zouden uitscheiden om mij eenen pot bruinbier te tappen, al was 't maar eene pinte of zeven; maar de vrouw, een echte stokvisch, antwoordde mij woedend, dat als ik niet dadelijk wegkwam, zij mij in kennis zou brengen met den blok, waarmede zij op den kop van heuren man trommelde. En nu ben ik hier, vriend, zweetend en af van vermoeidheid; hebt gij niets te eten?

Woord Van De Dag

rozen-hove

Anderen Op Zoek