United States or Kazakhstan ? Vote for the TOP Country of the Week !


Toen kwame wij tussche tiene en elve op de Place de la Bastille same; ik stong naast pa en tusschen 1 en 2 hebbe ze 'm de lucht in geblaze ... , wat 'n knal. Da' was vuurwerk! En 'k wou dat alle millionnairs met die rot-automobiele van de wereld d'r in hadde gezete. Want daar heb 'k toch zóó 't smoor an, dat 'k er niet van ken slape!... En 'k hing! Om kort te gaan, nou most ik op de vlucht.

"Nee, ga maar niet zitte ... Je begrijpt 'r gloof 'k geen lor van!... Daarvoor kon 'k ommers de menister van justicie vééls te spéciaal ... Da' was óók 'n Franschman in die dage ... nou, en daar ha 'k netuurlijk in Parijs naast gezete op school ... in dezèlde bank!... Dat wou ie zoo graag, zie je? want die jonge was schrikkelijk hardleers ... 'n merakel zoo'n imbéciel knaapie as d

Ik was niet de eenige jongen, die gevoeliger was voor een scheldwoord dan voor ziekte en dood. Het was regel, dat geen enkele jongen zijn vader of moeder liet uitschelden. Wie zich dat veroorloofde, kon op een onmiddellijk pak slaag rekenen. Schooiers van de straat als hoedanig wij onszelf nooit beschouwden scholden nog wel eens van: »Je ouwe vaar, die gezete het", of, nog erger, »die gehange het". Maar werd die smaad niet zonder omwegen met een afrossing betaald, dan bracht dat de gescholdene bij ons in minachting, die zulk een smaad op zich had laten zitten. »Van mijn mag je zeggen, wat je wilt, maar van mijn vader blijf je af," luidde het steeds. Is dit niet iets buitengewoon liefs en aantrekkelijks in de jongenswereld? Ik heb het altijd een heerlijk verschijnsel gevonden. Zelfs de grootste belhamel en de ongehoorzaamste zoon liet zijn vader niet beleedigen. Dit raakte zijn eer, zijn hoogste eer. En dan had je toentertijd nog onderwijzers hoe is 't mogelijk die zich niet ontzagen, een jongen te krenken in zijn ouders. Men heeft me wel eens verzekerd, dat zulke er nog zijn. Maar d

Daarom ben ik nou maar zoo blijd, , da' wij ik en papa Napoléon achter z'n vodde hebbe gezete, dat ie van arremoei 't land uit most, zoo'n doerak ... Nooit, nooit nog he'k dáár 'n oogeblikkie spijt om gehad, al zal Racier niet licht gesjochte jonges an de galg helpe ... In die kerel knauwde 'k ommers al 't onrecht van de maatschappij, de macht van overheid en heerschappij ... èn 't groote kappitaal, waar ondergeteekede de grooste hekel an gezien het, nou!

We hadde daar zoo netjes onder mekandere gezete; 'k had echt 't sjegrijn in me lijf. Ja, gedurende de appèldage hadde ze me wel tien maal gevraagd, da'k nog geen uitsluitsel wou geve, om rede ik 't daar zoo fijn na me zin had ... Maar toe', zukke roetgooiers!

En geprikkeld door de stoornis, snauwde hij: "Let dat jou soms wat, wannéér of ik nou precies in die Krentetuin heb gezete?... A'k klaar ben, zal me d'r is een telsom bij make, maar dan kon 't wel beure, da'k er nòg een possie of wat van vergeet ... Nou heb je me heelemaal weer uit me verbande gerukt ... En as jij d'r aldeur je neus tussche steekt, kan er nooit 'n tooneelstuk van komme ... Mot je dan zelfs ook maar wete ..."

"Hei-je 'm dat gezeid?" "Nee hij doet 't toch niet hij doet 't niet en 't is haast niet uit te houen 's nachts. Vannacht na 't eten van gister heit-ie de kindere wakker geschreeuwd telkes weer wakker 'k hei de hééle nacht opgezete. Gister was-ie zoo goed vandaag is-ie erger as-ie ooit is geweest"... "Hei-je op gezete?" "Ja?" knikte ze: "as 'k van de bedstee weg ging, gilde-die. Hij was bang"...

Z'n ondergoed had al wèke vol bloed gezete, zonder dat-ie geklaagd had. Hij had de zwere gepapt met korste ouwbakken roggebrood, maar ze werde grooter en nou brakke ze uit op z'n heup. Je wer dood-misselijk as je 't zag, zooveul rauw vleesch, zooveul viezigheid.

»Heb jij niet met je vuile poote aan dat winkelraam gezete?" »Nee meneer, heusch, ik weet nergens van." Dat woord »heusch" was een woord, dat we alleen bij zulke gelegenheden gebruikten. De meneer in zijn hemdsmouwen scheen zich door mijn schijnheilig gezicht toch te laten »bedondere". Hij was niet zeker van zijn zaak. Grommend en scheldend trok hij af, terug naar zijn winkel.

"De kindere daar hoef je je hoofd niet over te breke daar zorge wìj voor. Ben je ze nou wat waard? Nee, ommers? Omdat jij gistere te veel van mijn fijne bliek hei gegeten, heit niemand vannacht kenne slape, heit Rebecca op gezete. Dat houdt zij toch niet uit? As zij 'r ziek van wordt, dan zit je heelemaal in de piepzak. Goed?" "Goed," zei Poddy, doodelijk vermoeid. "Dus morgen? Hij knikte enkel.