Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 10 juni 2025
Ik klauter de ladder op en kom op een soort van zolder, waar de rijkdom aan groente der familie ligt opgestapeld, rechts een hoop aardappelen, links een pyramide van wortelen, vóór mij een berg uien, elders erwten en boonen en gereedschap; tusschen twee balken eindelijk een alcoof van ruwe planken en daarin een matras, twee lakens en een deken.
En hij gaf een gulden aan Uilenspiegel, met een zucht alsof het een stuk zijner ziel was. En hij vroeg hem het gerief van het mirakel. Uilenspiegel toonde hem de graat en de blaas. De deken nam ze, terwijl Uilenspiegel weeklaagde en hem wat méér vroeg, daar de weg van Bouillon naar Damme zoo lang was voor een armen voetganger, dat hij ongetwijfeld van honger zou omkomen.
Zoo stichtten zy drie halve Kanunnikdijen: te Roden, te Hilvarenbeec, en te Oirschot; begiftigden er elken Kanunnik met 100 Fransche schilden, en den Deken in elk der Kerken met 200 oude schilden. Dit alles ergerde op 't hoogst Heer Henric, die haar erf-oom was, en, minder een vriend der geestelijken, de goederen der Heerlijkheid ongaarne zoo aanmerkelijk zag krimpen.
En de bultenaars herhaalden te gelijk: Ja, ja, vrede op aarde aan de bultenaars, die van goeden wil zijn; weg met de bulten, weg met haat en met nijd, weg met alle vernedering! Neem onze bulten weg, doorluchtige heilige Remaclus! De deken gebood Uilenspiegel het graf te verlaten en zijnen bochel te wrijven tegen den kant van de zerk.
Eens op een nacht, toen er weder zwaar in het knoesterig eikenhout gewerkt werd, werd het mij op eens, alsof ik uit de duisternis in het licht kwam. Ik greep om mij heen. Waar was ik? Ik lag in bed, de nachtlamp brandde flauw, en in den grooten opgevulden leuningstoel lag mijn oom Matthijs inderdaad, tot aan zijn neus in mijn groene deken en snorkte allervreeselijkst. "Oom Matthijs!" riep ik.
Een Deken of Hopman ging met statige tred voor deze mannen, en sloot alzo de baan als met een dwarsboom af. Nog meer zulke scharen kwamen beurtelings uit de stad, en het getal der gewapende Bruggelingen beliep tot vijfduizend hoofden. Breydel meende bij de Hopman te naderen, maar dan hoorde hij wat verder een stem, die het gerucht der wapenen beheerste.
Daar aangekomen buigt hij zich neer en streelt het gras, zooals men allicht de deken liefkoost, waaronder een zieke vriend rust. Dan neemt hij het kaartspel en zet zich bij het graf. "Hij is hier zoo alleen buiten, Johan Frederik. Hij verlangt zeker wel naar een partijtje."
De ridder stond als verstomd over die plotselinge verschijning en had de bedreigingen van de Deken met verbaasdheid aanhoord, doch na hij zijn ogen van de beenhouwer op het venster had gestuurd, herstelde hij zich enigszins en antwoordde: "Gij bedriegt u, Meester Breydel, ik ben een zoon van Vlaanderen. Bedaar, de dochter van de Leeuw is gewroken."
Die roep werd door al de gezellen herhaald; er kwam enige wanorde onder de gelederen en zij wilden zich onstuimiglijk naar de legerplaats begeven, de belofte van de Deken had hen met blijdschap vervuld. "Ho, ho! Mannen!" riep Breydel. "Zo niet! Ieder in zijn gelid, of wij worden kwade vrienden."
Want wie toch zal haar beschermen? Gij niet gij kunt niet. De heren der stad zullen het ook niet doen, zij zijn aan Frankrijk te zeer onderworpen. Wat zou de arme Edelvrouw dan geworden indien zij door de Fransen ontdekt werd?" "Ik heb haar beschermer reeds gevonden," antwoordde Adolf. "Maria, wilt gij een knecht naar de Deken der wolwevers zenden dat hij mij kome bezoeken?
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek