Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 7 juni 2025
Hoffelijk buigend hielp hij de schoone bij het uitstappen, en vol verwondering zag Bommers op,
„Ja, hé? En als je eerst eens wist, burger Bommers, waarom ik die in een hoed haal!” Terwijl Bommers den hoed tarde en daarna langzaam de vijf pond stroop er in liet loopen, vervolgde zijn bezoeker, op eenigszins somberen toon: „’t Is een drama, meneer!
Bommers kreeg ’t nog benauwder dan een oogenblik van te voren, want ’t jongmensch begon nu heusch te doen, alsof hij „stapel” was. Plotseling wierp hij een rijksdaalder op tafel, maar hield de hand er op en zei: „Daar ligt geld, meneer,
Bommers was zoo dom niet als hij er wel uitzag en keek scherper dan men van zijn kippigheid zou hebben durven verwachten. Glimlachend, neen! grinnikend, zag hij op den middag dat hij Jetje uitliet, toen zij met Jan den knecht, die haar koffertje bracht, naar ’t station ging, hoe Herman Stam zijn krullebol uit ’t venster stak en met groote verwonderde oogen ’t meisje naziende, zuchtend uitriep: „Dag Jet
Op den Nieuwendijk woonde sedert jaren een zekere Bommers, die een ouderwetschen kruidenierswinkel hield en jaar in jaar uit, met een vettig glimmend lustren jasje aan en een dito petje op ’t hoofd, achter zijn toonbank stond, om naast een winkelknecht, die er even oudbakken en kleverig uitzag als hijzelf, koffie, krenten, suiker en andere zoetigheid af te wegen, of petroleum, stroop en patentolie te verkoopen.
Vlak tegenover Bommers’ winkel, woonde op een kamer van de eerste verdieping Herman Stam, een jolig medisch student, die, wanneer hij niet studeerde, zijn beenen en pantoffels op de vensterbank voor ’t publiek ten toon stelde, of zijn vroolijk, open gelaat naar buiten stak en deftig rookend uit een lange pijp, dikwijls vrij lang en vrijmoedig in den kruidenierswinkel tegenover hem tuurde. Waarom? Och! eenvoudig uit belangstelling om te zien of er veel klanten inliepen. Zóó beweerde hij ten minste tegen zijn hospita, die hem eenmaal had gevraagd: „Meheir! wat ziet uwee toch an dien ouwen kruideniersrommel? Ik heb al driemaal geklopt, maar uwee hoorde me niet, zóó was je an ’t kijken.” ’t Goede mensch had niet gezien, dat de jonge juffrouw Bommers juist op dat oogenblik in den kruidenierswinkel stond en wel in de geopende deur, van waar zij, ze kon het heusch niet helpen, Hermans bruine oogen en den dampenden kop van zijn gouwenaar kon zien. Zij vond, dat hij zoo gezellig en deftig rookte, en knikte
En Herman voegde er bij: „Van uw eerbiedwaardigen toer zal geen haar worden gekrenkt; ga heen in vrede.” En toen de juffrouw met een schouderophalend gesproken: „Jelui bent nog niet droog achter je ooren,” vertrokken was, vervolgde hij: „Mannen broeders! zweert met mij, dat Jetje Bommers zal gezoend worden.” „Dat zweren wij!” brulde ’t koor.
Sedert ruim drie weken was in Bommers’ winkel geen enkele vijg of amandel, geen lood rozijnen zelfs, aan studenten verkocht geworden en met een glimlach van voldoening dacht de vader-kruidenier er over na, dat ’t in zijn winkel nu veel stemmiger en rustiger toeging dan vroeger. Ook Jan de knecht had reeds eenige malen aangemerkt: „’t Is toch wel zoo plezierig achter de toonbank, nu die jonge spreeuwen hier den boel niet meer opscheppen; ze hadden ook altijd wat anders te reclameeren, dan over u, dan over mijn. Soms zeien ze met een vrindelijk gezicht: „Zeg, winkel-os! goed wegen, hoor je!” Dan weer vroegen ze beleefd: „Is jou kippige patroon waarachtig de heuschelijke vader van Jetje?” Ze namen eeuwig en altijd een loopje met uwe en mijn en toch waren ze altijd netjes; maar voor mijn part kan zoo’n klandizie wegblijven.” En in stilte dacht hij er bij: „De jongejuffrouw ook, want als zij terugkomt, zal ’t lieve leven wel weer van voren af aan beginnen.” Bommers zweeg, grinnikte, wreef zich de handen en
Hij zag evenmin, dat, terwijl de bezoeker verder sprak, door een hand een grooten ouderwetschen heerenhoed om ’t hoekje van de deur in den winkel werd gezet. „Meneer Bommers,” zei ’t beleefde jongmensch, „ik ben hier gekomen om met u over ’t artikel stroop te spreken.” „Over stroop?” „Juist meneer, over stroop
Het jongmensch zag er zóó bedaard en fatsoenlijk uit, sprak zóó kalm, overtuigend en met klem, dat Bommers te gelijk nieuwsgierig en verlegen werd.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek