Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 7 juni 2025
„Ja, edele vriend! dat is ’t zeker!” antwoordde ’t jongmensch; hij liet den rijksdaalder los, en Bommers, die kippig was en zich ongaarne met wisselen vergiste, bukte voorover naar de winkellade.
De oude Bommers was onder dit gesprek langzaam aan tot achter zijn toonbank teruggeweken; hij keek het jongmensch met groote oogen aan, als wilde hij zeggen: „Ik geloof, dat jij niet goed bent,” en toen de deftige jonkman verder ging met zijn beschouwingen over stroop, ’t nut en de aanwending daarvan in ’t maatschappelijk leven, zich daarbij in vuur redeneerde, herhaaldelijk heftig gesticuleerde en met de vlakke hand eenige malen op het blad der toonbank sloeg, werd Bommers angstig, want zulke taal was voor hem te machtig, en ’t zweet brak hem uit, toen hij zijn bezoeker hoorde zeggen: „Stroop, meneer Bommers, is de melk der samenleving, de quintessence der beschaving en de hefboom waarmee het sociaal evenwicht kan worden geregeld.
Behalve vijgen, sukade, rozijnen en andere versnaperingen, verkocht Bommers ook sigaren, die, hoe gevaarlijk groenachtig geel en gespikkeld ze er ook uitzagen, eensklaps bij de omwonende jongelui bijzonder in trek kwamen, zóó zelfs dat Jan de winkelknecht er zich over verwonderde en grinnikend aan zijn meester durfde zeggen: „Ik geloof, dat die spreeuwen”
Voor de deur van den kruidenierswinkel stond een vigilante met een imperiaal er op en vader Bommers was juist gereed, om Jetje in eigen persoon van ’t station te gaan afhalen, toen een welgekleed jongmensch, met een gunstig, deftig, ja! bijna stemmig uiterlijk, zijn winkel binnentrad en beleefd vroeg: „Heb ik ’t genoegen meneer Bommers te zien?” „Om U te dienen.” „U handelt in koloniale waren?”
Weer wenkte een hand om ’t hoekje van de deur, maar de kruidenier zag het niet; ’t jongmensch wèl, en toen Bommers, zijn vraag kalmer herhalend, zei: „Wat wou u nu eigenlijk?” klonk het antwoord hem als een donderslag in de ooren: „Vijf pond beste stroop, als ’t u blieft!” „Vijf pond str-o-o-p?
Bommers’ oogen werden achter zijn bril zoo groot en rond als theeschoteltjes en, met een zekeren angst, zag hij zijn overbuur aan. Ja, in de oogen van dien klant schitterde een waanzinnige vonk: ’t was ongetwijfeld zóó, als hij reeds had gedacht,
„Natuurlijk!” „Ook en-gros?” „Zeker!” „Kan ik U een oogenblik spreken?” „Ja, hm!.... ik sta op ’t punt om uit te gaan.” „’t Is een dringende zaak, meneer, een particuliere aangelegenheid, die geen uitstel duldt.” „Hum! Hum! ik moet iemand van ’t spoor halen, maar..” Bommers keek op zijn horloge, „een paar minuten heb ik nog over. Wanneer u dus....” „In ’n paar minuten?
Ten gevolge van deze niet onhandige vaderlijke manoeuvre van Bommers, nam het debiet der Puantos Infamos niet meer toe, want nadat ’t herhaaldelijk was gebleken dat Jetje, zoodra „de heeren” zich vertoonden, onzichtbaar werd, begonnen Herman en zijn vrienden allerlei aanmerkingen te maken, en noemden met een zekere minachting, de heerlijke Puantos „bokkies”, een woord dat den winkelbediende een heimelijken glimlach ontlokte, als wilde hij zeggen: „Ge komt langzaam aan tot de jaren des onderscheids, vriendjes!”
De oude Bommers zag wel is waar met genoegen, dat zijn debiet in sigaren iederen dag toenam, maar toch kon hij zich niet ontveinzen, dat die Puantos-klanten ijselijk lang bleven praten, niet met hem, maar met zijn aardig levenslustig dochtertje, dat heel toevallig altijd in den winkel stond, als de jongelui kwamen, en tegen hen, maar in ’t bijzonder tegen Herman Stam, heel erg vriendelijk was.
Bommers kon van achter de toonbank niet zien, dat de hand, die om ’t hoekje van de voordeur voortdurend wenken had gegeven, nu eensklaps zeer duidelijke en heftige bewegingen maakte. Hij wilde zich reeds bukken, om uit de winkellade een daalder kleingeld te nemen, toen zijn klant den rijksdaalder nogmaals vasthield en uitriep: „Weet ge wat mijn wraak zal zijn, meneer?
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek