Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 23 juni 2025
Het geen my hier is voorgekomen, geeft my, ter bereiking van uw oogmerk, nieuwe vermogens; om dat ik waarlyk zó wensch te doen, als uwe Moederlyke liefde van my vordert. Toen ik te Parys kwam, was myn eerste werk, om den Heer Blankaart op te zoeken: dit gelukte my, na veel lopens en dravens. Ik vond hem den zelfden man, als ik hem altoos vond.
Ik verlang en beef teffens voor een Brief van u. Och! schryf alles wat gy maar wilt, zo gy my maar in waarheid kunt schryven dat gy nog bemint Uwe Vriendin, VIJFTIENDE BRIEF. Sophia Willis-Van Zon Anna's Moeder schrijft Blankaart over Sara. Saartje heeft haar tante verlaten en woont nu bij de wed. Spilgoed wat ze niet goedkeurt.
Want myn meisje is al wat ik in de waereld begeer, zo als men zegt: dit is waar, dat ik haar oprecht bemin, en dat zy my lief heeft: zy is wel opgevoet, en van een oud eerlyk geslagt. Zo als ik zei, spreek een woordje voor my, myn lieve Heer Blankaart! O! hoe beminnen en achten wy deezen dierbaren man! Lieve Moeder, is 't niet jammer, dat de Heer Blankaart geen Vader is van een talrijk huisgezin?
Daar sta ik dan, en weet niet wat te doen! Dat pak van Sjaalman is een waar Trojaansch paard. Ook Frits wordt er door bedorven. Hy heeft, naar ik bemerk, Stern geholpen, want die Abraham Blankaart is veel te hollandsch voor een Duitscher. Beiden zyn ze zoo pedant, dat ik waarlyk met de zaak verlegen word.
Uw dienaar, myn Heer Helmers! doet Abraham Blankaart u ook belet? maar mooglyk ben ik niet by u bekent, en onbekent maakt onbemint. Hy. In persoon ken ik u niet, myn Heer, maar in karakter wel; gy zyt hartlyk welkom; waaraan ben ik dit aangenaam bezoek verpligt? Ik. Dat kan ik u voor de vuist, en met weinige woorden, zeggen.
Ja, Blankaart kent ons zeer wel. Blankaart is een duivel van een vent, hij liet u publiek geeselen, en ik moest in 't spinhuis, zoo wij aan haar goed ons vergrepen; ik weet wel, dat er los geld is; en dat zij interest moet ontvangen; alles mondeling. Toon nu, dat gij mij liefhebt; ik zal 't briefje schrijven en morgen er gaan. Kom ook. 't Geweten? O dat is een bullebak voor u en mij,
Van het kwade spreken wy ook niet: al, wat dien naam verdient, is beneden u; dat weet ik zeer zeker: maar zo gy waarlyk myne Dochter waart, dan zou ik u, a1 wat u geen goed gerucht door uwe vyanden kon geven, u volstrekt verbieden: Het heeft immers zulk een haast niet, zoude ik zeggen myn Heer; myne Dochter zal, met haar Voogd Blankaart, die haar dit belooft heeft, den een of andren dag dat vermaakje wel eens nemen.
"Broer" Benjamin, zoo had juffrouw Hofland in haar brief aan Blankaart verteld, was gewoon koning David "de Heilige Sukkelaar" te noemen! Het is een van de vele zotheden, die de "fijnen" over den bijbel ten beste gaven. Poesten = blazen. Konkels = oorvegen. Verspild. Tante Hofland had namelijk in haar brief beweerd, dat de Franschen het "teeken des beestes" op het voorhoofd dragen!
Als gy niets beters te doen hebt, kom dan by my, en breng Philips mede, op dat ik ten minsten een paar guiten heb, op wie ik al het onweêr myner gehoonde en van liefde gemartelde ziel vryelyk mag uitgieten. HONDERD-EEN EN VIJFTIGSTE BRIEF. Wed. Willis laat Blankaart een blauwtje loopen. HONDERD-TWEE EN VIJFTIGSTE BRIEF. Hendrik schrijft Sara een solide liefdesbrief.
DRIE EN VIJFTIGSTE BRIEF. Wed. Spilgoed schrijft aan Blankaart: Saartje is allerliefst! En nu is er een meneer, zekere Hendrik Edeling, die de wed. zelf uit den brand geholpen heeft een braaf man die naar Saartje vrijt. Hij is knap, 27
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek