United States or Nepal ? Vote for the TOP Country of the Week !


Bijoogmerken te hebben stond in zijne schatting gelijk met huichelen, en hij kon zich niet voorstellen, plagt hij te zeggen, dat iemand met een zuiver karakter omwegen gebruikte om tot zijn doel te geraken.

In één scheppingsdrift, en meer ontbloot van alle bijoogmerken en bewuste tendenzen, dan sommige Zolaïstische [p.71] werken; naakter van romantiek en brillante combinaties in de compositie of geestige subtiliteitjes in de dialoog men achte dit een fout dan wel een deugd, ik vermeld het hier als een natuurlijke, dat is dus logische eigenschap van het werk, en dus een deugd dan de Balzac niet alleen, maar zelfs dan Zola, is dit boek één geweldige visie van het volksleven, in koortsende opwenteling en afdeinzing naar en van een onbegrepen doel, in de koude en de hitte, in het leed en de vreugde der aan- en weg-rollende dagen, zonder begin, en zonder einde, zooals er bij mijn weten nog niet bestond. Men voelt in dit werk een onstilbaar verlangen, een brandenden hartstocht, primitief-natuurlijk en vurig-dorstend als lijfelijke parensdrang, naar het herscheppen van de "doode" en de "levende" Natuur, een onverzadigbaar begeeren naar het doorvoelen en scheppen van menschen, aldoor meer en nooit genoeg, ménigten van menschen, de oogenglinsters van den een weg-duisterend achter de naar voren dringende lijven der anderen, een gaan en verdwijnen van aldoor nieuwe wezens, toch nóóit een verdwijnen, vóór, in een stralende doorlichting, het kernwezen zich heeft getoond. Deze roman is niet wat men een roman pleegt te noemen, het doet geen poging dan helaas! in den titel, iets dergelijks te schijnen . Ook [p.72] wil dit werk niet geestig, niet vernuftig, niet humoristisch zijn; het wil alleen het essentiëele van een zeker levensonderdeel wezen, maar juist omdat het dit alléén wil zijn en is, bezit het al de zooeven genoemde eigenschappen mede. Want er is geen essentieel leven, dat niet geestig, vernuftig en humoristisch zou zijn. Men vindt, compositorisch gesproken, geen begin of einde aan dit boek, schoon hier wel een zwakke daling en ginds weer een zwakke climax. Aan weerszijden van het werk, tijdelijk en ruimtelijk, lijdt, zwoegt, overwint en wordt overwonnen hetzelfde leven. Hoe langer wij zien naar deze schepping, hoe meer wij er van worden bewust: dit is een brok uit het levensgeheel, waarop wij zoo dikwijls gestaard hebben met onze weenende en lachende, met onze moede en sterke oogen, dit is een land als een ander, midden de oneindige levensrijken, het leven hier is als het leven daar, [p.73] maar zie: dit land met al zijn wezens straalt van één klaarheid en raadsellóósheid: het licht eener verhelderende, scheppende genialiteit is erover opgegaan, en terwijl we op de ermee verbonden levensrijken het leven in-duister-en-onbegrepen-zien, worden we hier verrukt door het begrijpen en doorvoelen, dat een groot kunstenaar voor zichzelf maar ook voor ons gedaan heeft. Daarom is het zóó één met het leven, dat men nauwelijks te voelen waagt, dat het kùnst is, maar daarom tevens straalt het zoo verklaard en verhelderd òp uit het leven, dat men aan niets anders dènken k

Hoe heet het meisje met kort rosbruin haar, dat gisteren in den stoet naast u liepErinna zag den spreker verbaasd in de oogen; als een jongeling van twintig jaren haar die vraag had gedaan, zou zij de strekking ervan wel begrepen hebben, maar Simon, dien zij reeds een tiental jaren als bezoeker van haars vaders huis had gekend, was in de oogen van het meisje een veel te deftig persoon, dan dat hij met verliefde bijoogmerken den naam van haar vriendinnetje zou wenschen te weten.

Zoude dan voor mij: "de kunst de zin van het leven zijn," "de wereld een ding om afgebeeld te worden"?! Neen, neen, zóó is het niet. Maar elke mensch, die niet geheel van algemeen inzicht is ontbloot, het leven en zijn broeders liefheeft en hen dienen wil, bepaalt zich er toe hen te dienen op die wijze als met zijn aanleg het natuurlijkst strookt. Dan dient hij hen ook 't best. De kunstenaar dus: door zonder bewuste bijoogmerken kunst te maken, en, indien hij tevens criticus is, door [p.192] kunstwerken in hun essentie te doen begrijpen, niets meer. Het wijze exclusivisme van het l'art pour l'art beteekent dan ook niet: de kunst te dienen als ware zij het hoogste in het heelal en het einddoel van menschelijk streven, maar haar zoo te beoefenen als ieder scheppend werker zijn vak beoefenen moet: met volle toewijding aan, met volle concentratie zijner vermogens, terwijl hij werkt en schept, op het werk alleen; zijn aandacht zùiver houdend, opdat hij eens der wereld zijne schepping moge geven, bijna zóó schoon als hij haar van de Natuur ontving. Zóó verricht hij zijn werk het best en zóó dient hij dus 't leven het best. Het is dan ook niet een pueriele opvatting van het leven, gelijk die aan de de-kunst-om-de-kunst-aanhangers caricaturiseerend-vervalschend wordt toegeschreven, maar het is juist het zien van 't leven als een oneindigheid, het is de deemoed tegenover het wijd-overkoepelende leven, dat hen leert zich te bepalen bij hun werk, klein of groot, waarvoor zij voelen geboren te zijn, en als een zijde worm, een kleine spin te zijn, die zijn draadje spant, zijn kleine webje weeft, nièts meer, d

Er trad er dan ook meer dan een op, zoo om de macht des Graven op te vijzelen en de ijdelheid van allen wederstand te betoogen, als om de woorden van Adeelen te ondersteunen; langzamerhand begonnen de uitdrukkingen minder bezadigd te worden; partijzucht mengde zich in de adviezen: men verweet elkander bijoogmerken: de gramschap begon in menig oog te fonkelen, en menige blik van uitdaging werd geslagen op hem door wien men zich beleedigd achtte.

De taal zelve is daarbij het doel der studie; de taal wordt om haar zelfs wille beoefend, en, ofschoon men zoo vele bijoogmerken daarbij kan toelaten, als men zich maar gelieft voor te stellen, toch blijft de kennis der taal het hoofddoel van den arbeid. Die arbeid moet derhalve wetenschappelijk en stelselmatig worden ingerigt.

Zoo is de wereld. Gij theologen dicht aan het menschelijk bestaan, ik laat in het midden met welke bijoogmerken, een doel toe waar niemand naar streeft. In den grond der zaak toch bekommert geen sterveling zich om iets anders als om spijs en drank; tenzij men, gelijk het geval is met mijzelven, eene afleiding gevonden heeft in de liefde.

Door onachtzaamheid van de pontifices, die voor de tijdrekening moesten zorgen, en ook wel doordat men om politieke bijoogmerken het invoegen van een schrikkelmaand achterwege liet, waren ten tijde van Caesar de maanden niet minder dan 80 dagen verschoven, weshalve hij als pontifex maximus het jaar 46 op 445 dagen stelde en verder het jaar op 365 dagen met één schrikkeldag om de vier jaren.