Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 22 juli 2025
Uit de plooien van zijn gewaad haalde Ben-Hur den brief van Malluch te voorschijn. Balthasar strekte er de hand naar uit en las hem hardop. Toen hief hij zijne oogen dankend op naar den hemel. Hij deed geen vragen, maar twijfelde ook niet. Hoe goed zijt gij voor mij geweest, o God, zeide hij.
Ben-Hur boog eerbiedig voor den grijsaard en staarde vader en dochter nog geruimen tijd na. In den regel is er geen zekerder middel om iemands tegenzin op te wekken, dan uit te blinken waar hij zich laf gedroeg. Malluch maakte hierop gelukkig een uitzondering. Wat hij gezien had deed Ben-Hur in zijne achting rijzen. Moed en wellevendheid bezat hij ongetwijfeld.
Daar placht het vroeger heel eenzaam te zijn, zeide Ben-Hur, hoe komt het daar nu zoo vol? O, ik zie het al, zeide de vreemdeling, gij komt ook van buitenaf en hebt het goede nieuws nog niet gehoord. Welk goed nieuws? Er is een man uit de woestijn gekomen, een heilig man, die een nieuwe leer predikt.
Een bediende nam de paarden over, en nog voordat Ben-Hur tot bezinning gekomen was, stond hij voor de deur van het huis op het pakhuis, was hij binnengegaan, en hoorde hij de stem, die hij zich nog zeer goed herinnerde, zeggen: Kom binnen en wees welkom! Malluch geleidde hem niet verder dan tot aan de kamer. Ben-Hur trad alleen het vertrek binnen.
Toch niet den Nazarener? Gij hebt het gezegd. Ben-Hur zag nu den een, dan den ander aan. In den geest hoorde hij weder de woorden van den vorige avond: den drinkbeker, dien mij de Vader gegeven heeft, zal ik dien niet drinken? Hij hoorde weer zijn eigen vraag: wilt gij dat ik u te hulp kom? Neen, zeide hij tot zichzelf: Zijn dood kan niet afgewend worden.
Onder het luisteren werd Ben-Hur in gedachten teruggevoerd naar dien laatsten avond in het ouderlijk huis te Jeruzalem, toen zijne moeder met niet minder geestdrift over Israëls verdwenen grootheid gesproken had. Nu begrijp ik waarom gij wildet, dat ik u Egypte zou noemen. Wilt gij mij een lied zingen, als ik u bij dien naam noem? Ik heb u gisteravond beluisterd.
Geef mij een beker, beval Iras ongeduldig, en toen de Ethiopiër haar onhandig een kristallen beker had gebracht, zeide zij tot Ben-Hur: Ik zal u bedienen. Te zamen wandelden zij naar de bron. Hij wilde water voor haar scheppen, maar zij stond het hem niet toe, knielde neder, vulde zelve den beker en bood hem dien aan. Neen, neen, zeide hij, het is aan mij u dezen dienst te bewijzen.
Door die aanraking gewekt trok Ben-Hur zijne hand terug, en zag tegelijkertijd de vrouw aan. Daar sprong hij overeind en riep blijde: Amrah! o Amrah! Zijt gij daar eindelijk? Zij antwoordde niet, maar viel hem om den hals en snikte luid. Goede Amrah, hoorde zijne moeder hem zeggen, wat ben ik blij u te zien; maar zeg mij gauw wat gij van moeder en Tirza weet. Waar zijn zij?
Malluch bleef even staan, en zeide: De duumvir was een Romein en zijn zoon draagt de kleeding van een Jood? De edele Arrius was mijn pleegvader, zeide Ben-Hur. O zoo; vergeef mij zoo ik nieuwsgierig scheen. Zij verlieten het bosch en kwamen aan een uitgestrekt veld, dat tot renbaan was ingericht.
Ik zal u nog grooter dingen vertellen, die ik hem ook heb zien doen. Denk aan die vreeselijke ziekte, waarvan alleen de dood verlossen kan: de melaatschheid. Hier werd Amrah onrustig en luisterde met gespannen aandacht. Ja, vervolgde Ben-Hur met toenemenden ernst, ja, luistert naar wat ik nu ga vertellen.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek