United States or Zambia ? Vote for the TOP Country of the Week !


Wie kan u daar het antwoord op geven, wie dan de jonge Arrius zelf? In de hitte van de strijd verloor de duumvir, toen nog tribuun, zijn galei. Een terugkeerend schip vond hem en den knaap, de eenig overgeblevenen van de commandantsgalei, drijvende op een en dezelfde plank. Ik geef u het verhaal zooals ik het van de redders hoorde, dat in ieder geval nooit tegengesproken is.

De brief viel op den grond en hij bedekte zijn gelaat met beide handen. Zij zijn dood ... dood. Ik alleen ben overgebleven, steunde hij. De Sheik had hem zwijgend en met deelneming gadegeslagen. Nu stond hij op en zeide: Zoon Van Arrius, ik moet u om vergeving vragen. Lees den brief voor uzelf.

In het geheimzinnige duister, dat het aanbreken der schemering voorafgaat, liep op het verdek der Astrea een wachter met haastigen stap naar het platform van den tribuun en wekte hem uit den slaap. Arrius sprong op, gordde zijn zwaard aan, zette zijn helm op, nam zijn schild en ging tot den hoofdman der mariniers. De zeeroovers zijn vlak bij.

Dien avond deelde Ben-Hur zijnen vriend Simonides alles mede wat hem overkomen was in het paleis van Idernee. Zij kwamen overeen, dat na een paar dagen een onderzoek zou worden ingesteld naar den vermisten zoon van Arrius. Tevens zou van het geval afgifte worden gedaan bij Maxentius.

Quintus Arrius de duumvir dat klinkt nog mooier dan Quintus Arrius de tribuun. Dank, hartelijk dank! antwoordde Quintus. Hadt gij lantaarnen bij u, ik zou u auguren noemen. Ja, ik ga nog verder: ik zal u bewijzen dat gij meesters in het raden zijt. Ziet en leest.

Ik heb haar stemmen 's nachts gehoord, ze roepen om mij. Ik heb ze op de golven zien wandelen. O mijne moeder, mijn lieve moeder! En Tirza, mijn zusje, zoo mooi, zoo lief, zoo aardig! Altijd vroolijk, altijd zingende. En mijne hand, de mijne, heeft haar neergeveld! Ik Bekent gij schuld? vraagde Arrius streng. De uitdrukking van Juda's gelaat veranderde als met een tooverslag.

Telkens als Arrius naar zijn zetel op het platform terugkeerde zocht zijn oog N°. 60 op, en moest hij bij zichzelven herhalen: Daar steekt iets achter. Een Jood is geen barbaar. Ik moet weten wie hij is. Vier dagen later vinden wij de Astrea, zoo heette de galei, in de Jonische zee. De lucht was helder, de wind gunstig.

Ik wist niet dat hij een zoon had. Weet gij waarom ik het vraag? Omdat Pollux niet sterker gelijken kan op Castor, dan Arrius op u. Ja, dat is zoo! riepen tien, twintig stemmen te gelijk. Zijn oogen, zijn gelaat! Wat een dwaasheid, zeide een ander geërgerd. Messala is een Romein, Arrius een Jood. Daar hebt gij gelijk in, merkte een derde op.

De Keizer heeft niet ver vandaar ook een villa; maar algemeen word gezegd, dat de villa van Arrius de mooiste is. En is het leven daar rustig? Als er geen bezoekers kwamen heerschten er rust en stilte. Nu mijn weldoener gestorven is en ik hier ben wordt de stilte door niets gebroken, dan door het gefluister der bedienden of het tjilpen der vogels, of het ruischen der fonteinen.

Hij had een zoon. Ja, ik heb dien knaap gekend, een aardige jongen. Hij had een vorst onder de gladiatoren kunnen worden. De keizer had veel met hem op. Ikzelf heb hem dien handgreep geleerd, en niemand doet het mij na, of hij moet een hand en arm hebben als de mijne. Ik heb er menigen lauwerkrans mee behaald. Ik ben die zoon van Arrius. Thor kwam nader en bekeek hem oplettend.